De bedrijfsprevalentie van Chlamydia abortus is voor niet-melkleverende geitenbedrijven en voor melkgeitenbedrijven respectievelijk 3,0 procent en 44,8 procent. Voor niet-melkleverende schapenbedrijven en melkschapenbedrijven liggen de percentages op 8,1 procent en 63,6 procent. De verschillen tussen melkleverende en niet-melkleverende bedrijven, en tussen grote bedrijven (met ≥32 dieren) en hobbybedrijven (met <32 dieren) zijn significant; melkleverende en grote bedrijven blijken duidelijk vaker Clamydia abortus gevallen te hebben dan niet-melkleverende en kleine bedrijven.
Dat blijkt uit een seroprevalentie meting voor Chlamydia abortus die de GD op verzoek van het ministerie van EL&I in 2011 heeft uitgevoerd. Er zijn in totaal 100 niet-melkleverende geitenbedrijven, 58 melkgeitenbedrijven, 454 niet-melkleverende schapenbedrijven en 11 melkschapenbedrijven onderzocht. Per bedrijf zijn maximaal 13 monsters onderzocht, waarbij een bedrijf positief is genoemd bij minimaal 2 positief geteste bloedmonsters per bedrijf.
Gezondheid | Lammeren