Premium | Voeren

Bomen en struiken goed voor geit

Voederbomen kunnen een aanvulling zijn op het rantsoen van (biologische) melkgeiten. Het inpassen van voederbomen in de weide of uitloop op een manier die de bedrijfsvoering optimaal ondersteunt, vraagt wel een doordachte aanpak. Dat schrijft een Vlaamse projectgroep.

Op basis van twee jaar praktijkonderzoek op verschillende veehouderijbedrijven schreven onderzoeksinstituut Inagro, hogeschool Odisee en landbouwadviesbureau Wim Govaerts & Co een handleiding om voederbomen en -struiken functioneel in de bedrijfsvoering in te passen. Een van de meest voor de hand liggende functies van bomen en struiken in de buitenloop van dieren is de aanvulling op het rantsoen. Door dieren te laten grazen of knabbelen aan deze houtige planten krijgen ze toegang tot een diverse en evenwichtige bron van voedingsstoffen die de gezondheid en het welzijn van de dieren ten goede komen. Bij een juiste keuze in bomen en struiken zullen die vooral kunnen bijdragen aan de mineralenstatus van de dieren op het bedrijf.

Tannines

Veel met name biologische geitenhouders zullen weleens van tannines gehoord hebben. Tannines zijn stofwisselingsproducten van bomen en struiken die een remmende werking op maagdarmwormen hebben. Het inzetten van tannine-houdende voederbomen samen met een doordacht weidesysteem zijn volgens de projectgroep goede preventieve strategieën om de infectiedruk van maagdarmwormen onder controle te houden.

De gemiddelde tannine-concentratie in bomen en struiken is 2 tot 5 procent in de vruchten en bladeren, maar de variatie tussen soorten is groot. De projectgroep beschrijft dat bij een concentratie van 20 tot 40 g per kg van het totale rantsoen, tannines de eiproductie van volwassen wormen reduceren én de normale ontwikkeling en vitaliteit van de wormlarven remmen. Eik en wilg zijn voorbeelden van tanninerijke voederbomen.

Mineralen en spoorelementen

Een andere interessante eigenschap van bomen en struiken is dat zij relatief hoge gehaltes aan mineralen en spoorelementen bevatten (in vergelijking met andere voedergewassen). Elke boom- of struiksoort heeft een uniek profiel aan mineralengehaltes, zo ontdekte de projectgroep. Om te bepalen welke soorten bomen en struiken een plaats moeten krijgen in het voederbomensysteem op een bedrijf en hoeveel er dan van elke soort moeten staan, noemt de projectgroep de mineralentoestand op het bedrijf dan ook een goed uitgangspunt.

Grazen en knabbelen, of snoeisel

Staan er eenmaal voederbomen en –struiken, dan is het zaak te bepalen of de geiten directe toegang krijgen zodat ze kunnen grazen of knabbelen, of dat ze snoeisel krijgen. Directe toegang geeft de geiten de mogelijkheid om diereigen gedrag – knabbelen – te vertonen en is dus goed voor het welzijn. Ook kunnen de dieren dan selectief op zoek gaan naar de mineralen en spoorelementen en maagdarmwomonderdrukkende bestanddelen die ze op dat moment nodig hebben. Dat is goed voor de diergezondheid. Een aandachtspunt hierbij is dat de bomen beschermd moeten worden tegen overbegrazing.

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Geitenhouderij
Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Wilma Wolters
...
Meer over:
Voeren
Deel dit bericht: WhatsApp Facebook

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief