In 2025 zullen alle bokjes die geslacht worden minimaal zijn grootgebracht tot geschiktheid voor humane consumptie. In de praktijk betekent dat dat de vleesbokjes dan zo’n 9 kg wegen. Dat is het doel van het sectorplan bokjes dat NGZO en LTO in de afgelopen maanden aan geitenhouders voorlegden.
Met dit plan kan het vanaf 2025 niet meer gebeuren dat een bokje op (te) jonge leeftijd naar de slacht gaat. Het plan werkt in fases: in 2023 zal 25 procent van de bokjes die geslacht worden minimaal zijn grootgebracht tot geschiktheid voor humane consumptie, in 2024 is dat de helft en in 2025 dus 100 procent. “Bokjes zijn op een gewicht van zo’n 9 kg geschikt voor humane consumptie. Dan hebben ze een karkasgewicht van 4 kg”, legt Niels van Middelkoop, bestuurslid bij de LTO-vakgroep Geitenhouderij, uit.Vóór 2019 was het aantal bokjes van 14 dagen en ouder dat werd geslacht stijgende, tot zo’n 95.000 dieren. Sinds 2019 is dat aantal dalende en is het aantal bokjes dat binnen 14 dagen wordt geslacht, gegroeid. Van Middelkoop: “Door corona waren de prijzen voor de bokjes aanzienlijk lager. Ik denk dat geitenhouders toen de bokjes sneller hebben weggedaan om de kosten te kunnen drukken. Voor die tijd waren we best op de goede weg met het op oudere leeftijd slachten, met in 2019 een 80-20-verhouding.” Op dit moment voldoet zo’n 60 procent van de bokjes die geslacht wordt aan het streven van de sector.
Zelf regie houden
NGZO en LTO zien meerdere aanleidingen om nu met het plan te komen. “Vanuit verschillende partijen, waaronder de retail, slachthuizen en NVWA, komt de roep om dieren niet meer jong te slachten. De sector wil daar niet mee geassocieerd worden”, aldus voorzitter van LTO-vakgroep Geitenhouderij Jos Tolboom. Wytse Vellema van Ausnutria vult aan: “Met name door berichten die betogen dat zuivel en vlees hand in hand gaan, vrezen zuivelondernemers dat hun product in een negatief daglicht komt te staan.” Slachthuizen brengen vaak extra kosten in rekening als bokjes te licht worden aangeboden.Daarnaast zijn meer data beschikbaar en dus is er meer inzicht in wat er gebeurt met de dieren. Door de aanpassing in de I&R-registratie sinds november 2020 moeten alle dieren op een melkgeitenbedrijf binnen zeven dagen na de geboorte gemeld worden en dient het geslacht daarbij vermeld te worden. Van Middelkoop: “Daardoor weet niet alleen de geitenhouder, maar nu ook de overheid het geslacht van de dieren. Eigenlijk kan iedereen meekijken hoeveel geitjes en bokjes er geboren worden, en hoeveel er doodgaan.” Uit cijfers die de Tweede Kamer verzamelde, zouden in 2021 zo’n 20.000 bokjes ‘verdwenen’ zijn. Een realistische verhouding tussen bokjes en geitjes is 49 om 51. Die is op deze cijfers niet toepasbaar.Verder is er vanuit alle kanten in de maatschappij veel aandacht voor de zorg voor het jonge dier. Niet in de laatste plaats vanuit de politiek die in het kader van dierenwelzijn specifiek kijkt naar jonge dieren. Ook is er media-aandacht voor de geitensector. De aflevering van de Keuringsdienst van Waarde waarin een bokkenmester in beeld kwam, weet iedereen zich nog goed te herinneren. Van Middelkoop: “We komen af en toe in de media, met name met VGO en met bokjes. En die bokjes, daar kunnen we zelf wat aan doen.”NGZO en LTO komen dus zelf met een plan om aan de slag te gaan met deze bevindingen. “We willen de regie houden en niet wachten tot de politiek iets bedenkt voor ons. We hopen dat de regie dan ook bij onszelf blijft”, aldus Van Middelkoop. Bovendien wil de politiek ook dat de sector het zelf oplost omdat daar de meeste kennis zit, weet de bestuurder.
Grootste knelpunt: ruimte
Als alle geitenhouders bokjes vanaf zo’n 9 kg levend gewicht laten slachten, vraagt dat om verbeteringen op enkele punten, stelt LTO. Een eerste knelpunt: er moet voldoende geschikte huisvesting zijn op de bedrijven. Volgens dit plan moet er op veel bedrijven binnen drie jaar een nieuwe stal staan. Tijdens de bijeenkomsten die het platform organiseerde blijken geitenhouders dit als een moeilijk tot zeer moeilijk uit te voeren punt te zien vanwege de bouwstops in veel provincies. Met name provincie Noord-Brabant blijkt geen enkele ruimte te bieden om voldoende en geschikte huisvesting te kunnen realiseren voor het grootbrengen van bokjes. Zij staat het niet toe om te bouwen of leegstaande stallen hiervoor in gebruik te nemen. Van Middelkoop: “In de meeste provincies mag je alle lammeren tot dertig dagen houden zonder dat ze meetellen in de vergunning, en ook uitbreiden in gebouwen voor de opvang van bokjes. In Brabant werkt dit anders.” LTO geeft aan dat per gemeente bekeken moet worden wat mag. Henk van Roekel van de LTO-vakgroep Geitenhouderij zegt: “Het is niet de bedoeling dat van iemand het onmogelijke gevraagd wordt. De overheid kan niet aan de ene kant veel van de sector vragen en aan de andere kant de belemmeringen niet oplossen. LNV moet hierin helpen, ook als er een geitenstop is. We zijn hierover met overheden in gesprek, maar op dit moment is er nog geen oplossing voor.” Nico Verduin van de NGZO voegt toe: “We hebben de afspraak gemaakt dat we zorgen voor jonge dieren, ook de overheid. Als we zelf hierin stappen zetten, mogen we de overheid vragen om oplossingen. We hebben een paar jaar tijd, dus samen kunnen we zoeken naar oplossingen.”Daarom ook roept het platform geitenhouders op om bijzondere situaties te melden. Individuele knelgevallen kunnen geitenhouders melden via info@platformmelkgeitenhouderij.nl. Het platform neemt al deze meldingen mee in de lobby richting nationaal dan wel provinciaal niveau.
Waar is het rendement
Een ander knelpunt dat geitenhouders zien, is het lage (of niet aanwezige) rendement. Bokjes langer op je bedrijf houden brengt kosten met zich mee en de prijzen voor geitenlamsvlees zijn laag, al zijn er wel verschillen tussen wat geitenhouders krijgen. Die stijgende kosten komen allemaal bij de geitenhouders op het bordje. Bovendien vraagt het langer aanhouden van dieren meer arbeid. Van Middelkoop: “Voorop staat dat dit plan niet is ingegeven door economisch motief, maar hier is wel aandacht voor. We moeten er als sector in de breedste zin baat bij hebben. En ook geldt: als we het allemaal doen, hebben we een gelijk speelveld onder de geitenhouders.” Tolboom licht verder toe: “Houd het grote plaatje in beeld. Op het moment dat partijen onze kaas niet meer willen hebben en supermarkten ze uit de schappen halen omdat het geassocieerd wordt met zielige bokjes, wordt het nog veel moeilijker.”De LTO-bestuurder ziet ook dat de sector een sterk argument heeft om de bokjes op een goede manier af te zetten. “Europeanen eten deze dieren van 4 kg karkasgewicht. Wij zijn het hier niet gewend, maar in veel landen willen mensen graag bokjesvlees eten. Wij kunnen dat leveren.” Nico Verduin van de NGZO voegt toe dat de afzetmarkt voor bokjes, ook voor meer bokjes, er wel is. Ook aanwezige veehandelaren denken niet dat ‘een stortvloed aan bokjes’ een probleem zal worden. “Als de bokjes van goede kwaliteit zijn, neemt de markt ze wel op”, aldus een van hen.
Onvoldoende slachtcapaciteit
Onder geitenhouders is er onzekerheid over de slachtcapaciteit. Op dit moment is die krap vanwege personeelstekorten bij de NVWA, waardoor er soms pas veel later of in sommige gevallen helemaal niet geslacht wordt. LTO heeft hierover contact met de NVWA en zelfs het ministerie. “We geven daarbij duidelijk aan dat het om een seizoensproduct gaat en er dus niet het hele jaar doorlopend mensen voor nodig zijn. De overheid moet op dit punt actie ondernemen”, geeft Tolboom aan.
Ten tweede zou er voldoende transparantie tussen geitenhouder en slachthuis moeten zijn, zodat geitenhouders de slachtgewichten van hun dieren weten. Dit gebeurt nog niet op alle slachthuizen. Van Middelkoop weet dat die gegevens er vaak wel zijn en dat wellicht de handelaar die zou kunnen delen.
Nieuwe normen in Kwaligeit
Het bokjesplan wordt vastgelegd in en getoetst via Kwaligeit. Hiervoor wordt een nieuwe norm geschreven: ‘Het geitenbedrijf is verplicht om minimaal een bepaald percentage van de geboren bokjes in een kalenderjaar groot te (laten) brengen totdat ze geschikt zijn voor humane consumptie (tot een leeftijd van minimaal 14 dagen)’. Wytse Vellema van Ausnutria: “In de normen in Kwaligeit zetten we ‘minimaal 14 dagen leeftijd’. Daarmee bedoelen we dat ze geslacht kunnen worden voor humane consumptie, maar dat is niet te meten. Met deze 14 dagen na de geboortedatum bedoelen we aan te geven dat de bokjes een karkasgewicht van 4 kg moeten hebben.” Bovenstaande wordt begin van elk jaar getoetst over het voorafgaande kalenderjaar. De geitenhouder moet hiervoor een machtiging afgeven. De norm rondom de identificatie en registratie van geiten wordt uitgebreid met de zin: ‘Een correcte registratie betreft onder andere ook de tijdige registratie van alle (dood)geboren lammeren. Dit moet in normale situaties onder meer blijken uit een evenredige verhouding tussen geboren bokjes en geitjes’. De toetsing hiervan vindt ieder kwartaal plaats over het gemiddelde van de voorgaande vier kwartalen. Vellema licht toe: “Als er een keer een afwijking is in de verhouding tussen bokjes en geitjes, zal dat geen gevolgen hebben. Maar als je meerdere jaren achtereen consequent 500 geitjes en 300 bokjes hebt, als extreem voorbeeld, dan gaat Kwaligeit wel vragen stellen.” Ook voor toetsing hiervan moet de geitenhouder een machtiging afgeven.