“Wat is het effect van melkcontrole?” Chantal van den Broek deed in opdracht van Elda haar afstudeeronderzoek voor Aeres Hogeschool Dronten naar die vraag. Het is een vraag die op steeds meer geitenbedrijven speelt, want de rek zal ergens vandaan moeten komen nu de marges onder druk staan en de dieraantallen het plafond hebben bereikt.
In dit verkennende onderzoek is over het jaar 2021 een vergelijking gemaakt tussen de melk- en dierdata van tien bedrijven met en tien zonder individuele melkcontrole. Daarnaast is er een enquête gehouden over de toepassing van de melkcontrole. Vanwege de vergelijkbaarheid zijn de geitenbedrijven geselecteerd aan de hand van de criteria: Nederlandse melkfabriek, vrij van CAE en CL, gangbare bedrijfsvoering, rond de duizend melkgeiten.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de gemiddelde geit op een bedrijf dat melkcontrole doet, beter scoort dan haar soortgenoot op een bedrijf dat geen melkcontrole doet: ze produceert jaarlijks 82 kilogram melk extra, het vetgehalte ligt 0,20 procent hoger en het eiwitgehalte 0,05 procent hoger. Omdat het hier gaat om een verkennend onderzoek in een kleine groep, is het niet gepast om deze uitkomsten exact door te rekenen naar een verschil op de melkgeldafrekening. Globale doorrekening van Elda leert dat dit soort verschillen op dierniveau kunnen zorgen voor tienduizenden euro’s verschil per jaar op bedrijfsniveau.
Hand van de meester
Op de melkcontrolebedrijven zit de tank voller, maar komt dat ook door de melkcontrole? De exacte beantwoording daarvan valt buiten de scope van dit onderzoek en vraagt om vervolgstudie. Zeker is dat alleen het uitvoeren van melkcontrole niet voldoende is. Het heeft namelijk pas effect als de melkcontroledata ook daadwerkelijk worden toegepast, dat is de hand van de meester.
Volgens Elda zijn melkcontroledata onmisbaar bij het streven naar een hoge productie en/of voerefficiëntie. De meerwaarde kan bijvoorbeeld zitten in de volgende toepassingen:
- Het samenstellen van productiegroepen.
- De rantsoenberekening en de krachtvoergift.
- De selectie van geiten; te dekken geiten of ki en de afvoer van dieren.
- Het verhogen van de gezondheidsstatus.
- Fokwaardebepaling.
Op de bedrijven
Genoemde toepassingen kwamen ook aan bod in de enquêtes van het afstudeeronderzoek. Bij de niet-melkcontrolebedrijven zijn de meest genoemde afvoerredenen de grootte van de uier en de gezondheid van het dier. Bij de ondervraagde melkcontrolebedrijven komt gezondheid ook voor als reden voor afvoer, maar staat de melkproductie bovenaan. Bij de selectie voor fokkerij was er eveneens verschil in de antwoorden. Bedrijven zonder melkcontrole gaven aan te selecteren op leeftijd, lichaamsbouw en grootte van de uier. Op melkcontrolebedrijven telt de leeftijd en lichaamsbouw van de fokdieren ook mee, maar daar wordt vooral gebruik gemaakt van de melkcontroledata. Dan gaat het bijvoorbeeld om fokwaardes, duurmelk-indicatoren of levensproductie in grammen vet en eiwit. Helaas zijn er via de enquête onvoldoende gegevens binnengekomen over het krachtvoergebruik. De ervaring bij Elda is dat de melkcontrole-uitslag gretig gebruikt wordt bij bedrijven die individueel voeren of die werken met voergroepen. Daarbij snijdt het mes aan twee kanten: hierdoor komen zowel de ‘kostgangers’ in beeld maar ook de geiten met het meeste rendement.
Slotsom
Dit verkennende onderzoek geeft de indicatie dat melkcontroledata een bruikbaar instrument zijn voor bedrijfsoptimalisatie. Wanneer we inzoomen, zien we echter dat het bedrijf uit de niet-melkcontrolegroep dat het meeste produceert het beter doet dan het laagst producerende bedrijf uit de melkcontrolegroep. Zoals met wel meer instrumenten, hangt het effect van het melkcontrole-instrument in grote mate af van degene die het hanteert en het volledige bedrijfsresultaat hangt dan weer af van meer dan één instrument. Elda hoopt de komende jaren verdiepend vervolgonderzoek te kunnen presenteren met meer details.