De hoogte van het celgetal van geiten hangt sterk af van het lactatiestadium, de pariteit en het seizoen. Het is dus niet een-op-een afhankelijk van de eventuele aanwezigheid van mastitis. Als stelregel kun je wel aanhouden dat als een individueel celgetal structureel hoger ligt dan 1.750.000 cellen, de geit bijna zeker een infectie heeft, en waarschijnlijk van een bacteriesoort die een ernstige mastitis kan veroorzaken. Dat concludeert dierenarts Niels Groot Nibbelink van Hipra na het uitpluizen van verschillende onderzoeken.
Mastitis is een ontsteking van de uier, veroorzaakt door een infectie met bacteriën. Door de ontsteking ontstaat er schade aan het weefsel en volgt er een reactie van het lichaam. We weten nog niet alles over uierinfecties bij geiten, en wat wel bekend is lijkt soms tegenstrijdig. Door de infectie kan de melkproductie dalen, maar dat is niet altijd het geval. En een hoog celgetal kan iets over een infectie zeggen, maar ook dat verband is niet per se rechtlijnig.
Subklinisch bij 30 tot 40 procent
Subklinische mastitis is de onzichtbare vorm van een uierontsteking. Groot Nibbelink: “Maar er kunnen wel degelijk gevolgen zijn: weefselschade, een verhoogde aanmaak van immuuncellen (witte bloedcellen) en een verminderde productie.” De belangrijkste veroorzakers van subklinische mastitis zijn stafylokokken (ca. 80 procent), waaronder S. aureus (ca. 6 procent) ook valt.Uit onderzoek distilleert Groot Nibbelink dat 30 tot 40 procent van de dieren op een bedrijf een hoog celgetal heeft. “Maar weet dat het celgetal bij geiten niet alleen afhankelijk is van een mogelijke infectie, maar ook van lactatiestadium, leeftijd en seizoen. Meer dan bij koeien zegt het celgetal bij geiten niet altijd wat over een besmetting. Dat maakt het dus meteen ook lastig”, aldus de dierenarts. Een hoog celgetal kan wel een aanwijzing zijn voor subklinische mastitis. Het celgetal kan worden vastgesteld via tankmelkcelgetal (voor het koppel) en door melkcontrole (individuele geit).
Een ontsteking in de uier kan zorgen voor melkproductiederving. Dat wordt veroorzaakt door erg ziekmakende pathogenen, is Groot Nibbelink van mening. Het Spaanse geitenras Murciano-Granadina zou bij 1 miljoen cellen in de melk 11 procent minder melk geven, bij 2 miljoen cellen bijna 20 procent minder en bij 3 miljoen cellen 24 procent minder. Dat waren de resultaten na 758.382 individuele metingen bij 65.056 geiten op 132 melkgeitenbedrijven.
Gerrit Koop, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, toonde onder Nederlandse omstandigheden aan dat ook het tegenovergestelde kan gebeuren: de bacteriefamilie Corynebacterium bovis verhoogt de melkproductie. Verder heeft de aanwezigheid van een bacterie soms juist helemaal geen effect op de productie.
Het tankcelgetal in Nederland lijkt de laatste twintig jaar langzaam te stijgen, toont Koop aan. Waardoor dat komt, is niet precies bekend.
Schade hangt af van bacteriestam
Een individueel celgetal zegt ook iets over mastitis, maar het is niet verstandig om na één enkele melkcontrole al een oordeel te vellen. Metingen tussen 500.000 en 1 miljoen cellen per ml zijn vrij normaal. Volgens Groot Nibbelink is er een kleine kans dat een geit een uierinfectie heeft als meerdere metingen achter elkaar bijna altijd lager zijn dan 750.000 cellen – al is het ook dan niet uit te sluiten. Bij structureel meer dan 1.750.000 cellen is het zo goed als zeker dat de geit een uierinfectie heeft. Bovendien zijn erg hoge celgetallen, boven 2 miljoen cellen per ml, volgens Frans onderzoek een sterke indicatie dat er sprake is van een zogenoemde ‘major pathogeen’, een potentieel behoorlijk ziekmakende bacterie. Meestal gaat het dan om S. aureus, denkt Groot Nibbelink.Bij S. aureus ben je er redelijk zeker van dat het uierweefsel schade oploopt, maar dat geldt niet per se voor alle bacteriën. “Bepaalde stafylokokken-stammen kunnen zich verbergen voor de afweer van de geit door een slijmlaagje te vormen. Het slijmvormend vermogen van stafylokokken wordt vaak in verband gebracht met de mate waarin de bacteriestam kwaad kan doen”, aldus Groot Nibbelink.
Zoals gezegd hebben leeftijd, lactatiestadium en seizoen invloed op de hoogte van het celgetal. “Zit je met een oude geit, einde lactatie en in de herfst, dan kan 1,2 miljoen cellen best. Maar voor een jonge geit aan het begin van de lactatie is dat hoog.”
Hoe hoger het celgetal, hoe groter de melkproductiederving, denkt Groot Nibbelink. “Maar de schade van een hoog celgetal onder Nederlandse omstandigheden is nog niet goed bekend.”
4 procent ernstig onkante uiers
Onkante uiers kunnen worden veroorzaakt door een besmetting met een bacterie. Er zijn drie gradaties van een onkant uier: geen asymmetrie, lichte asymmetrie en sterk asymmetrisch. In Nederland bracht Yvette de Geus samen met promovenda Maxime Pals, beiden van de Faculteit Diergeneeskunde, in kaart dat bijna een kwart van alle geiten een onkant uier heeft: 19 procent van de geiten heeft een lichte asymmetrie en 4 procent van de geiten kampt met ernstige asymmetrie van de uier. Dit komt overeen met de cijfers van buitenlandse onderzoeken, zag Groot Nibbelink. “Lichte asymmetrie herstelt soms weer. Hoe meer chronische schade er ontstaat aan het uierweefsel, hoe meer een uierhelft wegtrekt.”
Mogelijk bestaat er een relatie tussen onkante uiers en celgetal of kiemgetal. Heb je een kiemgetalverhoging in de tankmelk, dan zou een nader onderzoek naar welke kiemen daar een rol spelen zicht kunnen geven op de oorzaak. “Indien het onderzoek aangeeft dat er veel niet-aureus stafylokokken (NAS, voorheen CNS) aanwezig zijn, kan dat wijzen op een geit-gerelateerd kiemgetalprobleem”, aldus de dierenarts.
Geitenhouders zien een onkant uier vaak niet direct als een probleem. “De andere kant gaat meer melk geven”, zeggen ze. Volgens Groot Nibbelink blijkt uit onderzoek onder melkschapen dat de melkproductie van de niet-aangetaste uierhelft inderdaad met bijna 7 procent omhoog gaat, maar dat de totale melkproductiederving door het wegtrekken van de onkante uierhelft alsnog 15 procent is.
Klinische mastitis
Klinische mastitis is een zichtbare uierinfectie: een blauwuier, een zwelling van het uier en/of afwijkende melk. Dit komt voor bij 2 tot 3 procent van de geiten. Ook hier zijn stafylokokken de belangrijkste veroorzakers.Hoe de infectie eruitziet, kan een aanwijzing zijn voor de veroorzakende bacterie. Zo kennen veel geitenhouders blauwuier wel als ernstige infectie met S. aureus, maar uiers waarop kleine pustels te zien zijn, of knobbels of rode vlekken, kunnen ook een aanwijzing zijn voor besmetting met S.aureus. “S. aureus is een huidbacterie, en die zit dus vaak niet alleen in de uier, maar ook bijvoorbeeld in de neus of op de huid van de uiers. Heb je veel geiten met dergelijke uiers, dan weet je dat de infectiedruk van S. aureus hoog is.”
Kosten mastitis
Bij geiten is er nog veel onduidelijk over het belang van het celgetal voor de ontwikkeling van mastitis. Groot Nibbelink verwacht dat klinische mastitis per geval voor 70 procent minder melk zorgt en subklinische mastitis voor een productiedaling van 15 procent.
Wat doet vaccinatie?
De Faculteit Diergeneeskunde deed onder leiding van Yvette de Geus in Nederland onderzoek naar het effect van vaccinatie (Vimco, geïnactiveerd vaccin) op mastitisgevallen bij jaarlingen. Groot Nibbelink legt de werking van het vaccin uit: “Het vaccin richt zich op de verslijmingsfactoren van S. aureus. De verslijming zorgt ervoor dat de bacterie ingekapseld raakt en lastig is aan te vallen. Het vaccin verhoogt de hoeveelheid antistoffen tegen de verslijmingsfactoren en tegen de oppervlakte-eiwitten van de bacterie. Door aanhechting van antistoffen aan de bacterie wordt deze sneller herkend en door witte bloedcellen opgegeten. Eigenlijk zorgt het vaccin dus voor een verbeterde afweer in de uier van de geit tegen alle stafylokokken die kunnen verslijmen, zoals NAS en S. aureus.”Het onderzoek op een Nederlands geitenbedrijf toont aan dat het vaccin het aantal geiten dat asymmetrie ontwikkelt halveert. “De bacterie wordt sneller opgeruimd, dus er is minder beschadiging van het uierweefsel. Daarnaast werd aangetoond dat het aantal dieren met afwijkende melk of mastitis bij aflammeren met 86 procent afnam in de gevaccineerde groep jonge geiten. Bovendien zorgt het vaccin voor minder verspreiding van de bacterie via de melkstellen.”
Vaccinatie als onderdeel van aanpak
Om mastitis aan te pakken is het nuttig om de volgende zaken na te lopen:
- Melkmachine en melktechniek. Voer een natte meting uit als het vermoeden bestaat dat de melktechniek beter kan. Het advies is om tepelvoeringen tijdig te vervangen: rubberen tepelvoeringen na 4.000 tot 5.000 melkingen, dikwandige siliconen voeringen na 9.000 tot 10.000, en de dunwandige siliconen voeringen na 5.000 tot 6.000 melkingen. Sprayen ter desinfectie van de spenen na afname van het melkstel kan bijdragen aan een goede uierhygiëne en -gezondheid. Melk als laatste de onkante dieren of geiten die een uierontsteking hebben gehad.
- Management en omgeving. Voorkom zaken als hittestress, die invloed hebben op de weerstand van de geit. Voer hoogdrachtige geiten goed, voorkom slepende melkziekte en voorkom pensverzuring bij hoogproductieve geiten.
- Houd de ontwikkeling van het tankcelgetal in de gaten.
- Om de staat van de uiergezondheid op het bedrijf inzichtelijk te maken, raadt dierenarts Groot Nibbelink aan om eens per maand een rondje voor te stralen en dan meteen de onkante en afwijkende uiers te scoren.
- Doe bacteriologisch onderzoek bij geiten met zichtbare mastitis, onkante uiers en bij geiten bij wie je mastitis vermoedt. Door de bacteriekiem en ook de familie vast te stellen, kun je inschatten of het een major pathogeen betreft en kun je een plan van aanpak opstellen. Blijken er veel S. aureus of andere flink ziekmakende stafylokokken aanwezig, dan kan vaccinatie een onderdeel van het plan zijn.
- Verder kan geiten droogzetten het celgetal gunstig beïnvloeden