Magazine | Management | Premium

Bedrijfsplan voor rust in je hoofd

Een goed bedrijfsplan geeft rust. Rust in je hoofd, en als het goed is, ook in je portemonnee. Waar moet je aan denken bij zo’n plan en hoe ziet dat eruit? Financieringsexperts leggen het uit.

Met een goed bedrijfsplan wordt het gemakkelijker om financiering te krijgen, aldus Roy Uffing van Kanstruct Bedrijfsadvies tijdens het Geitencafé dat mengvoerfabrikant GIJS eind juni organiseerde. “Maar in de kern wil je geen financiering. Want dat kost geld”, vervolgt de adviseur die financieringsaanvragen begeleidt en hulp biedt bij het opstellen van begrotingen. “Financieren is een middel om je ambitie waar te maken.”

Tip van de financieel adviseur: Reken eens door wat er gebeurt met je liquiditeit als de voerprijs stijgt.

Een goed plan moet

Je hebt een bedrijf en jij wilt zelf het stuur in handen hebben, dus moet elke ondernemer een goed plan hebben, vindt Uffing. In dat plan verwoord je wat je er straks wilt hebben staan, je ambitie. “Een jaarplan mag uitdagende doelen bevatten, met ook kengetallen en resultaten. Denk hierbij verder dan of iets financieel uit kan.”Een goed bedrijfsplan bevat volgens Uffing een aantal vaste elementen (zie kader). Daaronder bijvoorbeeld personeelsbeleid, eentje die wel eens wordt vergeten. “Belangrijk bij het werken met personeel is om een gezamenlijk doel te hebben en dat ook helder te maken voor iedereen. Zet dat in je plan. En ook hoe je je personeel controleert.”Nog een tip: “Schrijf het zélf op, dat helpt om het plan werkelijkheid te laten worden.” Hij adviseert ook om het plan minstens eenmaal per jaar te herijken, en sommige zaken, zoals tussentijdse cijfers en technische resultaten, regelmatig te bekijken. Uffing geeft een voorbeeld. “Op basis van halfjaarcijfers kun je bekijken of je in september die machine kunt kopen uit eigen middelen, en ook berekenen bij welke melkprijs dat nog kan. Bij het jaarlijks herijken van het bedrijfsplan zou ik in ieder geval naar je investeringskalender kijken, grote kans dat die is veranderd.”

Melken gaat altijd door, een goed bedrijfsplan opstellen schiet er dan wel eens bij in.

Wat te doen bij …?

Een weinig favoriet onderwerp om over te praten, is wat te doen bij ‘oase’. Dat staat voor overlijden, arbeidsongeschiktheid, stoppen, echtscheiding, en Uffing voegt daar nog ‘conflicten’ aan toe. “Het is goed om te weten wat de gevolgen voor je bedrijf zijn als een van deze situaties zich voordoet. Heb je bijvoorbeeld een overlijdensrisicoverzekering? Maak bewuste keuzes door je af te vragen wat er financieel nodig is om het bedrijf door te laten draaien als jij of je partner komt te overlijden, of stop je dan?”Een arbeidsongeschiktheidsverzekering vinden veel ondernemers duur. Uffing adviseert om van de eigen situatie te laten afhangen of je een dergelijke verzekering neemt. “Je kunt ervoor kiezen om juist het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid goed verzekerd te zijn, of juist voor de periode na een jaar. Dat is afhankelijk van de leeftijd van de ondernemer, of er wel of geen opvolger is en van de beschikbaarheid van vervangende arbeid.”

Stoppen, goed stoppen, kun je maar één keer doen. Hoe kun je je bedrijf nu al zo inrichten dat dat goed gebeurt? “Denk aan het wijzigen van de rechtsvorm, welke investeringen doe je nog wel of juist niet meer, waar wil je gaan wonen en koop je die woning na verkoop van het bedrijf of al eerder? En met welke fiscale gevolgen moet je rekening houden?”, licht Uffing toe.Bij echtscheiding is de kernvraag wat de impact daarvan is op het bedrijf. “Zorg dat het bedrijf een echtscheiding kan ‘dragen’.”

Het is een optie: grond bij de een financieren en machines bij een ander.

Maak een plan B

Een begroting is een vast onderdeel van een bedrijfsplan. De adviseur komt wel eens fouten tegen in een begroting, bijvoorbeeld het vergeten van het werkkapitaal. “Het is goed om te weten of je krap in liquiditeit komt te zitten bij groei, of bijvoorbeeld bij extra ruwvoer of geiten kopen. Zet daarom het werkkapitaal op de begroting.”Ook het te optimistisch opstellen van een begroting gebeurt nog wel eens. Je kunt in dat geval met te hoge financieringslasten blijven zitten, en die moet je terugbetalen. Uffing adviseert om een scenario door te rekenen waarin het een tijdje minder goed loopt. “Zo kom je erachter welke minimale melkprijs je moet krijgen om alle uitgaven te kunnen blijven voldoen, en kun je dit spiegelen aan de actuele en te verwachten melkprijs.”Een gevoeligheidsanalyse mist soms. “Kijk eens wat er gebeurt met de liquiditeit als de melkprijs daalt of de voerprijs stijgt.”Een plan B is er ook niet altijd. “Misschien kun je de grond op afstand verkopen om de financiering terug te kunnen betalen, of iets anders. Maar zorg dat je een plan B hebt, dat geeft rust.” Een andere valkuil: onbekendheid met de fiscale gevolgen van hogere winsten. Uffing: “Dat kan invloed hebben op je aanslag inkomstenbelasting. Het is goed om ervan op de hoogte te zijn als je moet reserveren voor een belastingaanslag. Wellicht kun je op dat moment investeren, zo je winst drukken en de belastingaanslag verlagen. Zo betaalt de fiscus als het ware mee aan de investering.”    Tot slot ervaart Uffing dat er soms te weinig tijd wordt genomen om een goed plan inclusief begroting op te stellen. “Dat is de valkuil van een doener. Een goed plan, dat beschrijft wat er in verschillende situaties gebeurt en welke gevolgen er zijn, geeft rust in je hoofd.”

Termen en kengetallen

Als ondernemer ben je verplicht om enig inzicht te hebben in je financiële situatie. Uffing noemt het een vanzelfsprekend onderdeel van het ondernemerschap, en adviseert veehouders om hier bewust tijd voor in te plannen, al dan niet met een financieel adviseur erbij. “Ik kom te vaak tegen dat het een sluitstuk is van de werkzaamheden. Melken en voeren gaat immers altijd door en kun je niet overslaan of uitstellen. Dan is het risico dat het financiële niet voldoende aandacht krijgt.”

Hieronder een rijtje kengetallen waarvan Uffing vindt dat elke ondernemer ze moet weten of minstens moet kunnen berekenen.

EbitdaHet eerste wat Uffing bekijkt als hij bij een klant komt, is de Ebitda. Dat is de winst plus afschrijvingen en rente. Haal je daar vanaf wat er betaald moet worden – rente, aflossingen, vervangingsinvesteringen (vvi), privéopnamen en een gewenste liquiditeitsmarge – en komt er dan nog een positief getal uit, dan is er voldoende liquiditeit. “Overigens kan dit getal ook negatief zijn, maar als er wel resultaat wordt gedraaid, is dat soms niet erg.”

Interessant is het om dit getal terug te rekenen. Uffing: “Wat heb je nodig voor de verschillende posten rente, aflossing, vvi, privé­opnamen en een wenselijke marge, en welke Ebitda is dan nodig? Zo bereken je de minimale Ebitda. En stel dan de vraag: haal ik dat?”

DSCR Dit is je betalingscapaciteit. Dat komt neer op Ebitda minus vvi en privéopnamen. “Bij exact het getal één kun je jouw rente en aflossing betalen. Banken willen de DSCR graag op 1,2 of 1,3 hebben, afhankelijk van de bank en de sector. Bij 100.000 euro rente en aflossing moet de betalingscapaciteit bij een factor 1,3 dus 130.000 euro zijn.”

Eigen vermogen en zekerheid Financiers eisen vaak minimaal 30 procent eigen vermogen. Eigen vermogen is een berekend getal: de waarde van alle activa minus alle schulden. Er kan een groot verschil zitten in de uitkomst van deze berekening: neem je activa mee die net gewaardeerd zijn via een taxatie, of kijk je in de fiscale balans? En bestaan de activa vooral uit onroerend goed of uit vlottende activa? Uffing adviseert: kijk altijd scherp waar je over praat.

Totale schuld/Ebitda De verhouding tussen schuld en Ebitda is een goede eerste indicatie van de mate waarin het bedrijf gefinancierd is. Afhankelijk van de sector en de aanwezigheid van onroerend goed, ziet Uffing dit kengetal het liefst tussen drie en zes. “Om dit kengetal goed te interpreteren, moet je het afzetten tegen de staat van de gebouwen. Heb ik hagelnieuwe stallen die aan alle eisen voldoen of oude stallen?”

Loan to value Loan to value heeft betrekking op puur vastgoedfinancieringen, waarbij geldverstrekkers vaak niet meer financieren dan tot 70 procent van de waarde van het onroerend goed. “Dit type verstrekkers gaat ervan uit dat ze met hun hypotheekrecht altijd wel hun schuld eruit kunnen halen. Dus met dit soort kengetallen wordt er meer naar zekerheid dan naar rendement gekeken. Bij deze vorm van financieren moet je als ondernemer scherp blijven op de cijfers die je bedrijfsvoering realiseert”, waarschuwt Uffing.

Doe de stresstest

Uffing zei het al eerder: door je eigen cijfers te kennen, krijg je rust. “Ken je liquiditeitskostprijs – want die is echt allesomvattend. Daarin zit inbegrepen directe kosten, personeelskosten, vaste kosten, financieringslasten en privéopnamen. Met je liquiditeitskostprijs kun je berekenen bij welke melkprijs je alles nog kunt betalen. Hoe groot is je buffer? Dat zijn zaken om te weten”, vindt hij. De adviseur weet dat ook banken op een dergelijke manier naar een plan kijken. “Met een zogenoemde stresstest berekenen zij met welke minimale melkprijs jij het aankomende halfjaar nog aan alle verplichtingen kunt voldoen, mede kijkend naar de aanwezige buffer.”

Financieringsmarkt verandert

Tijdens het Geitencafé schetste André Hendriksen van Financieringsgilde de veranderende financieringsmarkt. “Banken zijn leveranciers van geld, maar geven – anders dan in het verleden – geen advies meer. Dat is een bewuste keuze, net als de keuze van banken om soms goede financieringsverzoeken niet te financieren om verdere concentratie in de agrarische markt te voorkomen.”

Hij adviseert daarom niet zelf met je plannen naar een bank te gaan, maar om een adviseur te sturen met jouw plan en een financieringsvoorstel. Financieringsgilde vergelijkt als onafhankelijk adviseur alle mogelijke aanbieders en vraagt offertes het liefst bij meerdere banken en financiers. “Banken willen ook graag dat zo’n adviseur komt. Deze manier van werken is in de agrarische markt nog vrij pril, maar ik denk dat dat binnen drie jaar in ongeveer driekwart van de gevallen zo zal lopen.”Uffing stelt dat meerdere banken geïnteresseerd zullen zijn in een echt goed plan. “En is dat niet zo, ga dan bij jezelf te rade of het wel echt zo’n goed plan is.”

Alternatieve financiers

Om de agrarische financieringsmarkt te schetsen kijkt Hendriksen naar de mkb-markt, omdat die volgens hem iets voorloopt op de agrarische. Hij ziet daar dat financieringen minder vaak worden afgesloten bij grootbanken zoals ING, ABN Amro en Rabobank, maar vaker bij kleinere organisaties die zich soms ook specialiseren in een bepaalde markt of financieringsdoel, de zogenoemde non-bancaire financiers.

Dergelijke aanbieders bieden altijd een specialistische oplossing en die zijn bijna altijd alleen verkrijgbaar na een onafhankelijk advies, weet Hendriksen. “Er komen op die manier meer verschillende financieringsvormen. Daardoor komt het ook voor dat een bedrijf bijvoorbeeld de grond bij de een financiert en de machines bij een ander.”Alle financiering via non-bancair laten lopen komt volgens Hendriksen eigenlijk niet voor, vooral omdat bij alternatieve financieringen vaak een wat hogere rente hoort. “Vergeleken met banken kijken non-bancaire partijen meer naar grond en gebouwen en wat minder beperkend naar de rentabiliteit van je bedrijf. Dat biedt je meer keuze om toch financiering te vinden als een bank nee zegt.”Hendriksen ziet dus zeker voordelen van non-bancaire financiering. “Zo’n financiering kan je helpen om de start van bijvoorbeeld je zelfzuiveltak mogelijk te maken als een bank dat niet wil doen.”Verder ziet Hendriksen kansen voor boeren in het uitstellen van aflossen. “Aflossen is in de agrarische sector een soort ongeschreven wet. Maar je kunt er ook voor kiezen om aflossing flexibel te maken of dat bijvoorbeeld pas over twee jaar te doen. Heb je ruime zekerheden op prima onroerend goed of grond, waarom zou je dan afzien van een goed plan omdat je per se moet aflossen waardoor de maandlasten te hoog worden?”, vraagt hij zich hardop af. Hij waarschuwt er wel meteen bij: “Maar waak ervoor om je aflossing puur uit nood vooruit te schuiven en jezelf daarmee met een toekomstig probleem op te zadelen.”

Hoe ziet een goed plan eruit?

  • Een goed bedrijfs- of ondernemingsplan bevat de volgende onderdelen:
  • De onderneming (omvang, locatie, vergunning, bestemming)
  • Ondernemers (leeftijd, opleiding, ervaring)
  • (Groei)strategie (je ambitie en de manier waarop je die wil bereiken)
  • Investeringskalender (wanneer doe je welke investeringen en hoe groot zijn die?)
  • Rechtsvorm
  • Taken en verantwoordelijkheden (van de ondernemers en het personeel, maak bijvoorbeeld een weekplanning die zichtbaar is voor iedereen)
  • Personeelsbeleid (hoeveel personeel is er, voor welke taken, hoe worden zij beloond?)
  • Overlegstructuur (met ondernemers, met personeel, met erfbetreders. De weekplanning kan daarbij helpen)
  • Verdienmodel (hoe ga je jouw geld verdienen? Veelal zal dit zijn: aantal geiten x kg melk x melkprijs)
  • Normen en kengetallen (welke waarde hebben ze nu en welke waarde wil je bereiken? Denk aan melkproductie per geit per jaar en krachtvoerkosten per 100 kg melk)
  • Begroting (stel ook een begroting op bij een hogere rente; wat gebeurt er dan met de liquiditeit?)
Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Geitenhouderij
Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Wilma Wolters
Wilma groeide op tussen koeien en paarden, en vond dat geweldig. Ze volgde de Hogere Agrarische School in Dronten, studeerde nog 2 jaar aan de...
Meer over:
Management
Deel dit bericht: WhatsApp Facebook

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief