Het ministerie van LNV heeft een aantal hygienemaatregelen ingesteld die gelden voor alle melkschapen- en melkgeitenbedrijven in Nederland. Voor de Q-koorts besmet verklaarde bedrijven zijn een aantal maatregelen zelfs verplicht. Hieronder staan alle maatregelen op een rijtje.
Verplichte hygiënemaatregelen voor besmette bedrijven
Deze maatregelen gelden vanaf het moment van verdenking van de besmetting, tot het moment waarop de aanwezigheid van de bacterie gedurende 12 maanden achtereen niet is aangetoond in de tankmelk. De maatregelen houden het volgende in:
• Er geldt een verbod op het uitmesten van de stal vanaf de aanvang van de lammerperiode tot 30 dagen na afloop daarvan. Houdt in uw planning rekening met het uitmestverbod. Indien uw stal desondanks overvol raakt, neem dan contact op met de Voedsel en Waren Autoriteit. In onderling overleg zal dan gekeken worden wat de beste oplossing is.
• De mest moet gedurende 90 dagen afgedekt opgeslagen worden op de locatie waar de mest is geproduceerd. Vervolgens mag de mest normaal worden uitgereden.
• De mest moet bij opslag en bij afvoer adequaat afgedekt worden.
• De houder moet een administratie bijhouden van de data waarop de stal wordt uitgemest, begin- en einddatum van de composteringsperiode, en de datum van het uitrijden van de mest op het land. In deze administratie worden de hoeveelheden mest vermeld, uitgedrukt in kubieke meters. De administratie moet twee jaar bewaard worden. De administratie is nodig om controle van de naleving van een aantal van de bovenstaande regels beter mogelijk te maken.
• Zorg voor voldoende bakken in de stal om nageboorten en verworpen vruchten te verzamelen. De bakken dienen lekdicht te zijn en afgedekt te kunnen worden.
• Ongedierte moet adequaat worden bestreden.
Vrijwillige hygiënemaatregelen voor niet-besmette bedrijven
Algemene hygiëne
• Voorkom bij alle werkzaamheden zoveel mogelijk stofvorming. Stofvorming kan onder meer worden teruggedrongen door te zorgen voor een dik pak stro in de pot en door bij het leegrijden van de potstal eerst ruim met water te sproeien.
• Bestrijd of laat ongedierte professioneel bestrijden. Weer vogels uit de stal.
• Verwerk melk van verwerpende dieren niet tot rauwmelkse producten.
• Gebruik alleen stro dat aan hoge kwaliteitseisen voldoet, bijvoorbeeld door het bij een fouragehandelaar die bij de HISFA is aangesloten te betrekken. Aangesloten handelaren zijn GMP gecertificeerd waardoor een hoge kwaliteit van het stro gegarandeerd is. Weiger stro dat niet aan de gewenste kwaliteitseisen voldoet, bijvoorbeeld vanwege aanwezigheid van ongedierte.
Uitmesten van de potstal, mestopslag en mesttransport
• Plan het uitmestregime van de potstal dusdanig dat tijdens en tot minstens een maand na de aflammerperiode niet uitgemest hoeft te worden.
• Omdat stofvorming bij het storten van de mest na het leegrijden niet te voorkomen is, dient de pot bij droog weer vóór het uitmesten goed vochtig te worden gemaakt.
• Rijd de mest bij voorkeur uit bij rustig en regenachtig weer. Werk de mest onmiddellijk onder of zorg dat de mest tenminste drie maanden is gecomposteerd alvorens deze uit te rijden.
• Geen mest uitbrengen op grasland. Indien de bedrijfsvoering dit wel vereist, dan alleen wanneer de mest na het uitmesten tenminste drie maanden is gecomposteerd.
• Als mest wordt opgeslagen buiten de stal moet dat in afgesloten containers gebeuren of de mest moet afgedekt worden.
• Materiaal van loonwerkers dat bij het leegrijden van de potstal is gebruikt, dient voor het verlaten van het bedrijf schoon gemaakt te worden om te voorkomen dat mest op de openbare weg of in de bebouwde kom terecht komt.
• Mest dient bij vervoer via de openbare weg getransporteerd te worden in afgesloten of goed afgedekte containers (bijvoorbeeld met behulp van een strak gespannen zeil).
• Wettelijke bepalingen met betrekking tot mest moeten in acht worden genomen.
• Door de Voedsel en Waren Autoriteit opgelegde maatregelen moeten in acht worden genomen.
Aflammerperiode
• Strooi tijdens de aflammerperiode minstens een keer per dag ruim vers stro bij.
• Draag bij assistentie bij het aflammeren hygiënekleding en handschoenen als persoonlijke beschermingsmiddelen.
• Stuur verworpen vrucht en nageboorte op voor onderzoek naar de Gezondheidsdienst voor Dieren.
• Verwijder overige nageboorten zo snel mogelijk uit de stal en bied deze ter destructie aan. Dat is vooral bij verwerpers nodig. De oorzaak van het verwerpen kan de Q-koorts bacterie zijn. Maak er een gewoonte van om telkens wanneer men in de stal bezig is nageboorten op te rapen. Bakken of emmers in de nabijheid van de geiten waarin de nageboorten kunnen worden gedeponeerd vergemakkelijken dit en voorkomen dat met nageboorten gezeuld hoeft te worden. Zorg dat de bakken lekdicht zijn en dat deze afgedekt kunnen worden.
• Laat zwangere vrouwen, jonge kinderen, ouderen en mensen met hartklepafwijkingen of kunststofmateriaal in hun bloedvaten en mensen met een verminderde weerstand op een bedrijf met een abortusprobleem niet in de stallen komen. Laat deze personen ook niet in aanraking komen met de ongewassen kleren van iemand die contact heeft gehad met geiten of schapen.
Overige maatregelen
• Loonwerkers en mesthandelaren dienen de hygiënemaatregelen, onder meer ten aanzien van het voorkomen van stofvorming bij de behandeling van mest, eveneens na te leven.
Gezondheid