Mastitis bij geiten komt helaas regelmatig voor. Met name in de eerste maanden van lactatie wordt een klinische uierontsteking waargenomen. De subklinische (onzichtbare) uierontstekingen worden gedurende de gehele lactatie gezien. Zowel klinische als subklinische uierontstekingen hebben negatieve gevolgen voor het bedrijf. Dit is vooral bij de klinische uierontsteking goed te zien. Neem bijvoorbeeld een geit met blauw uier ten gevolge van Staphylococcus aureus. Vaak is de geit zo ziek dat ze niet meer in productie komt, of het kwartier volledig kwijt is. Dat dit gepaard gaat met een economische verliezen, dat is voor iedereen begrijpelijk. Maar ook een subklinische uierontsteking gaat gepaard met minder opbrengsten. Geiten met een subklinische mastitis hebben een verhoogd celgetal en produceren gemiddeld op jaarbasis vele liters melk minder dan gezonde geiten.
Het is belangrijk om te onthouden dat mastitis een multifactoriële ziekte is. Dit betekent dat verschillende besmettelijke kiemen mastitis kunnen veroorzaken. Vaak vertonen infecties met deze kiemen dezelfde klinische symptomen. Het is dus niet aan de buitenkant van de geit te zien welke kiem de uierontsteking veroorzaakt. De meest voorkomende bacteriën die klinische mastitis veroorzaken zijn Staphylococcus aureus en Mannheima haemolytica. Bij een subklinische uierontsteking worden vaak CNS-bacteriën geïsoleerd. Andere ziekteverwekkers die bij geiten aangetroffen kunnen worden zijn: Streptokokken, Enterobacteriën, Trueperella pyogenes en Corynebacterium. Ten slotte moeten ook andere pathogenen zoals Mycoplasma spp. en het Maedi visna-virus (CAE/zwoegerziekte) worden overwogen bij uiergezondheidsproblemen.
Er zijn dus vele verschillende kiemen die voor uiergezondheidsproblemen bij geiten kunnen zorgen. Om deze reden is het dan ook belangrijk om regelmatig laboratoriumonderzoek uit te laten voeren, om de aanwezigheid van bepaalde kiemen te bevestigen of uit te sluiten. Op basis hiervan kan er dan een passende strategie gekozen worden om het mastitisprobleem beheersbaar te maken.
Melkonderzoek
Een veel gebruikt laboratoriumonderzoek is het bacteriologische onderzoek op melkmonsters van geiten met een (subklinische) uierontsteking. Hierbij is het van belang dat de melkmonsters steriel genomen worden. Als er allerlei bacteriën van buitenaf in het melkmonster terecht komen, dan is het natuurlijk nooit te zeggen waardoor de mastitis veroorzaakt werd.
Het steriel nemen van melkmonsters:
- Draag handschoenen.
- Melk 2 stralen melk weg van de uierhelft die bemonsterd moet worden.
- Maak de speen en uierhelft schoon van aanhangend vuil. Hoe schoner de speen, hoe minder groot de kans op vervuiling van het melkmonster is. Wanneer er met water gereinigd wordt, droog de speen en de uierhelft goed af, zodat er geen waterdruppels (met bacteriën) over de speen naar beneden kunnen lopen.
- Desinfecteer de speen met behulp van bijvoorbeeld watten met spiritus.
- Desinfecteer met een nieuwe prop watten de speenpunt, hierbij mag hard geboend worden op de speenpunt rond het slotgat. Let op: richt je alleen op de speenpunt, om versmeren van vuil en bacteriën te voorkomen.
- Melk één straal weg (dit om eventueel achtergebleven desinfectiemiddel te verwijderen).
- Open een steriel melkbuisje (verkrijgbaar bij de dierenarts). Zorg ervoor dat je het uiteinde van het buisje niet aanraakt en ook de binnenkant van de dop mag niet aangeraakt worden. Houd het buisje schuin, zodat er geen vuil en stof in kan vallen. Melk nu enkele stralen melk rechtstreeks in het melkbuisje (⅓ – ½ gevuld). Sluit het buisje direct af zodra deze gevuld is.
- Noteer het diernummer, uierhelft en datum op het melkbuisje.
- Bewaar het melkbuisje in de koelkast, wanneer het dezelfde dag nog naar het laboratorium verstuurd wordt. Mocht het monster pas enkele dagen of weken later naar het laboratorium gaan, vries deze dan in.
Tips voor betere resultaten:
- Bemonster slechts één helft per buisje om het risico op contaminatie van het monster te voorkomen.
- Vul het melkbuisje niet helemaal tot de rand.
- Zorg ervoor dat melkmonsters direct gekoeld of ingevroren worden, voordat ze naar het lab gebracht worden.
- Bemonster geiten voordat de behandeling ingezet wordt.
Interpretatie van de resultaten
Er worden niet continu bacteriën uitgescheiden. Wanneer er geen groei van bacteriën optreedt in het lab, betekent dit dus niet dat er geen infectie in het uier is. Het is op dat moment alleen niet te zeggen welke bacterie de infectie veroorzaakt, doordat er geen bacteriën in het melkmonster gevonden zijn.
Wanneer er meer dan twee bacteriën in het melkmonster gevonden worden, dan is er waarschijnlijk sprake van contaminatie en is de uitslag niet betrouwbaar.
Richt je behandeling en management aanpassingen altijd op meerdere BO uitslagen. Op een bedrijf met 1000 melkgeiten, zegt een BO uitslag van één geit niet direct alles voor het hele koppel. Neem daarom bij elke geit met mastitis een melkmonster en vries deze in. Op het moment dat het aantal uierontstekingen te veel toeneemt en het een koppelprobleem geworden is, dan zijn er al meerdere melkmonsters genomen, die op dat moment gelijk onderzocht kunnen worden. Op deze manier kan er sneller gehandeld worden.