De Gezondheidsdienst voor Dieren stelt met enige regelmaat een kopervergiftiging vast bij hobby- en professioneel gehouden geiten en schapen. Het voer is meestal de bron van de overmaat aan koper.
In recente gevallen werden bij pathologisch onderzoek door de GD leverkoperwaarden gevonden van meer dan 1.000 ppm. Soms betreft het een enkel dier, maar vaker is er sprake van een koppelprobleem. De praktijk leert dat het niet altijd eenvoudig is om de bron van de overmaat aan koper te achterhalen, maar volgens de GD is de bron meestal gelegen in het rantsoen dat wordt verstrekt.
Rantsoen kritisch bekijken
Als er kopervergiftiging is vastgesteld, is het zaak een indruk te krijgen van de ernst van de koperstapeling binnen het koppel. Allereerst dient het rantsoen kritisch bekeken te worden op een eventuele overmaat aan koper. Met regelmaat adviseert de GD het kopergehalte in het rantsoen te laten bepalen. Daarnaast kan met regelmatig onderzoek van leverweefsel van meerdere dieren een indruk worden verkregen van de mineralenstapeling binnen het koppel.
Is er eenmaal een overmatige koperstapeling opgetreden, dan kan het jaren duren voordat het kopergehalte in de lever weer binnen de normaalwaarden valt. Bij een deel van de dieren zal dit nooit
herstellen, aldus de GD.