Ook voor geitenhouders is het nu mogelijk om de spoorelementen koper, zink, selenium en jodium in bloed van hun dieren te late bepalen. Met deze verbeterde methode is snel en precies te meten of het aangeboden rantsoen voldoet aan de behoefte van de (melk)geit, meldt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).
Voor het onderzoek is slechts één heparinebloedje nodig in plaats van een heparine-, een zinkvrije en een serumbuis. Ook kan tegelijkertijd jodium worden bepaald. Om de voorraad van mineralen in het dier te bepalen is onderzoek van de lever noodzakelijk.
Beoordeling van tekort en overmaat mineralen
De verbeterde bepaling van mineralen in bloedplasma vraagt om een andere kijk op de beoordeling van tekorten en overmaat. In plaats van referentiewaarden (ook wel ‘normaalwaarden’ genoemd) worden nu afkapwaarden vermeld. Dit zijn de waarden waarboven of waaronder zichtbare verschijnselen van overmaat of tekorten zichtbaar kunnen worden. De GD heeft samen met de veevoederindustrie de voorlopig afkapwaarden vastgesteld:
Bepaling | Afkapwaarden geit* (plasma) |
Koper (Cu) | 10 – 30 µmol/L |
Zink (Zn) | 8 – 25 µmol/L |
Seleen (Se) | 0,5 – 2,5 µmol/L |
Jodium (I) | 0,4 – 3,5 µmol/L |
*Dit zijn voorlopige afkapwaarden. Voor de definitieve vaststelling heeft GD minimaal 8000 bloedjes nodig.