Een zesje. Dat cijfer geeft melkwinningsspecialist Johan Grolleman de manier waarop we in Nederland geiten melken. Geitenhouder Piet Stolp geeft zijn melkinstallatie nu een 7, maar heeft daar hard voor moeten vechten. Met name de kennis over de afstelling van de apparatuur laat te wensen over, merken beide heren. Dat is te lezen in vakblad Geitenhouderij.
Johan Grolleman is de enige geitenmelktechniek-specialist in Nederland. Al jaren wordt hij erbij geroepen als het melken van de geiten te wensen over laat. Dat kan zijn ingeval “het gewoon niet lekker loopt”, maar ook als er zichtbaar proble¬men zijn, bijvoorbeeld met de uier¬gezondheid. Hij meet dan de melkinstallatie door, en geeft advies. De melkwinning bij geiten in Nederland vindt hij in het algemeen ‘aan de matige kant’. Zowel geiten¬houders als dealers van melkmachines zouden¬ best meer kennis kunnen vergaren over melktechniek, vindt Grolleman.
Missers
Er zijn drie zaken die veelvuldig misgaan bij het melken van geiten, weet Grolleman. “Wat ik het meest tegenkom is een tepel¬voering die veel, echt veel te laat vervangen wordt. Hierdoor worden bacteriën gemakkelijker verspreid en neem je dus een risico. Ook worden geiten langzamer gemolken bij tepelvoeringen die te laat worden vervangen en kunnen problemen ontstaan met luchtzuigen. Bovendien ervaren de geiten een grote overgang als de tepelvoeringen dan wel worden vervangen, en dat kan problemen geven. Als je ziet dat een voering vervangen moet worden, ben je al veel te laat.”
Als tweede punt noemt Grolleman het melkstel dat scheef onder de geit hangt. “Zo’n dier wordt niet goed uitgemolken, en als dat structureel voorkomt, geeft dat kans op uiergezondheidsproblemen. Ook leidt opbrengstderving tot economisch verlies.”
Een derde item is de melkafvoer. “Die is soms te nauw, waardoor de geiten natte spenen krijgen. Ook dit verhoogt het risico op uiergezondheidsproblemen.” Dit speelt vooral bij hoogproductieve geiten die meer dan 1.000 liter op jaarbasis geven.”
“Geitenhouders zouden wat meer basis¬kennis over melktechniek kunnen ontwik¬kelen”, concludeert Grolleman. Henk Nagelhout van SAC Senior is dat ten dele met hem eens. “Ik zie dat geitenhouders professioneel bezig zijn met hun bedrijven, en die hebben ook de instellingen goed staan en plegen op tijd onderhoud. Maar er zijn ook bedrijven waar dat anders is. Waar in het verleden maar zo wat aan elkaar geknoopt werd. Daar zou ik ook willen aanraden om wat meer kennis te ontwikkelen.”
Kennis delen
Naast genoemde problemen merkt Grolleman dat er geregeld wat mis is met de afstelling van de melkinstallatie. “Melkmachine¬fabrikanten richten zich toch vooral op koeien¬.” Hij zou graag zien dat de kennis over melktechniek bij geiten gedeeld werd. “Als alle dealers van een merk uit een regio nou eens één persoon aanwijzen als de geitenman, dan komt zo iemand niet bij twee geitenhouders, maar bij misschien wel vijftien.” Nagelhout kan zich ook goed voorstellen dat niet elke fabrikant en monteur voldoende bedrijven heeft om zich specifiek in te leven in geiten. “Ik merk ook dat bij fabrikanten soms van boven af het enthousiasme voor geitentechniek wat getemperd wordt. Wij proberen toch geitentechnici te ontwikkelen. Onze hoofd technische dienst en een aantal monteurs durf ik best geitenspecialisten te noemen.” Ook zou het helpen als monteurs en zeker ook de fabrikanten aanwezig zijn bij het melken, zegt Grolleman. “Met eigen ogen zien of iets werkt, en meten, geeft inzicht. Soms ontbreekt dat eraan.”