Het aantal gevallen van schijndracht per jaar is gemiddeld 17 procent per bedrijf. Dat blijkt uit onderzoek van de GD in samenwerking met laatstejaars student diergeneeskunde Rianne Klerx.
Het onderzoek bestaat uit twee enquetes, een voor melkgeitenhouders en een voor dierenartsten. In totaal hebben 43 melkgeitenbedrijven en 27 dierenartsen de enquête volledig ingevuld. In een periode van één jaar (juni 2016 – juni 2017) bleek het aantal gevallen van schijndracht per jaar gemiddeld 17 procent per bedrijf te zijn, berekend over het totale aantal aanwezige geiten. Dit is hoger dan de negen procent die in eerder onder zoek uit Nederland is beschreven.
Duurmelkers
Het onderzoek toonde aan dat schijndracht meer voorkomt op bedrijven met een hoger aandeel duurmelkers. Ook komt schijndracht bij melkgeiten het meest voor in het dekseizoen.
Protocollaire aanpak
Uit het onderzoek van Klerx blijkt dat schijndracht veelvuldig voorkomt. De behandeling van schijndracht behoeft een protocollaire aanpak van geitenhouder en dierenarts, waarin gebruik van de juiste dosering, herhaling van behandeling en therapiecontrole belangrijke onderdelen zijn. Met de erfelijke grondslag van schijndracht wordt momenteel te weinig rekening gehouden in het selectiebeleid op melkgeitenbedrijven en het effect van schijndracht op de melkproductie zou beter inzichtelijk gemaakt moeten worden. Om deze punten nader in beeld te kunnen brengen is het volgens de onderzoeker belangrijk dat beschikbare data op melkgeitenbedrijven zorgvuldig worden vastgelegd. Vervolgens moet het mogelijk zijn om deze data eenvoudig te kunnen verwerken.