De Boergeit wint aan populariteit. De vraag is groot, het aanbod gering. Goede fokdieren zijn schaars en duur. In deze en de volgende editie van Geitenhouderij laten we de ontwikkeling van het ras in Nederland zien.
De oorsprong van het gros van de Nederlandse Boergeiten is Duits. In het verleden, vaak generaties terug, zijn Boergeiten ingekruist in inlandse rassen. Invloeden daarvan zien we soms nog terug in de wilde stand van de hoorns, in het rechte neusprofiel en in een matige aanleg voor bespiering, zaken die we nog bij veel geiten in Nederland kunnen waarnemen. Duidelijk is te zien dat het aantal lammeren dat ieder jaar geboren wordt stijgt. Geen wonder, want Boergeiten houden geeft het beste van twee werelden. Als liefhebber willen we enerzijds geiten houden, anderzijds hangen we steeds meer aan vrijheid en onafhankelijkheid. Met de aanschaf van een Boergeit kies je voor een ras dat weinig werk en daarmee veel vrijheid oplevert. Er hoeft immers niet gemolken te worden: het is een vleesras waarbij moeder de lammeren zelf grootbrengt om daarna de melk snel op te trekken. Daarbij is de Boergeit een vriendelijk, makkelijk, sterk en gezond geitenras dat jaarrond vruchtbaar is en dus veel minder seizoensgebonden is dan onze melkrassen. In Nederland wordt nu zo’n vijftien jaar georganiseerd met Boergeiten gefokt binnen de Nederlandse Organisatie voor de Geiten fokkerij (NOG). Op veel keuringen zijn ze dan ook niet meer weg te denken.
In de afgelopen jaren hebben fokkers en de fokcommissie steeds opnieuw teruggekeken om de resultaten van het gevoerde beleid in de stamboekfokkerij eerlijk te beoordelen. Hierbij gebruikten we naast eigen waarneming ook gegevens van stamboekinspecties die al jarenlang vastgelegd zijn in het stamboekprogramma. In twee edities presenteert de fokcommissie Nederlandse Boergeit de fokkerijresultaten over de eerste vijftien jaar, het gevoerde beleid en de wijzigingen daarin. Toen de fokcommissie zich na zo’n acht jaar fokkerij dezelfde evaluatievraag stelde, werd geconstateerd dat met name ingezet moest worden op verbetering van beenwerk en op een ruimere bespiering met nadruk op de bespiering van de bil. We dachten dat de in de populatie aanwezige diversiteit in bilbespiering voldoende ruimte bood voor verbetering, evenals we dat dachten voor het beenwerk.
Uniformiteit en vergelijkbaarheid
Vanaf het begin van de stamboekfokkerij van Boergeiten in Nederland worden de dieren opgenomen in het stamboek met een beperkt aantal (vier) inspecteurs. Vanaf het eerste moment hebben ze hun best gedaan de lineaire beoordeling en de waardering uniform uit te voeren door extra contact tussen de inspecteurs en extra bijeenkomsten. De laatste paar jaar is het aantal inspecteurs voor Boergeiten in overleg met de fokkers verder teruggebracht naar drie, en om de uniformiteit in de waardering nóg verder te bevorderen worden inmiddels alle dieren opgenomen met twee inspecteurs. Zij evalueren onderling jaarlijks hun beoordeling en waardering van de opgenomen dieren. Dat dit er door beperktere beschikbaarheid van inspecteurs toe leidt dat op slechts een beperkt aantal (jaarlijks met de fokkers afgestemde) keuringen dieren geïnspecteerd kunnen worden, wordt door de fokkers voor lief genomen in het belang van een betere onderlinge vergelijkbaarheid van de opnamerapporten. Naast inspectie op een beperkt aantal keuringen is een dag per jaar gereserveerd voor huiskeuringen op verzoek van de Boergeitfokkers. Deze hebben dan ook duidelijk voor ogen dat alleen uniformiteit in de waarderingen vergelijkbaarheid kan opleveren en daarmee waarde voor de evaluatie van georganiseerde stamboekfokkerij.
Met de uitslagen van stamboekinspectie kunnen we, zij het met enige terughoudendheid vanwege de geringe aantallen, een op inspectierapporten gebaseerde analyse doen van de gemiddelde fokkerijresultaten van de Nederlandse populatie Boergeiten door de jaren heen. Daarvoor werd de waardering bij inspectie van het algemeen voorkomen, het beenwerk en de bespiering geanalyseerd. Het laatste onderdeel, bespiering, hangt uiteraard exclusief vast aan het doel van de fokkerij van vleesgeiten en is daarom voor het ras van groot belang.
Analyse op Algemeen
Voorkomen In grafiek 1 zien we het gemiddelde Algemeen Voorkomen (AV) waarmee per jaar tussen 2004 en 2018 de Boergeit-bokken gewaardeerd werden, uitgesplitst in voorlopige stamboekopname (V) voor boklammeren en definitieve stamboekopname (D) voor bokken vanaf de leeftijd van 1 jaar. Om de trend daarin te kunnen ontdekken is een trendlijn met het zwevend gemiddelde, steeds over 5 jaren, opgenomen (de stippellijnen). We zien dat de gemiddelde waardering voor het AV bij de voorlopige stamboekopnames slechts heel beperkt is toegenomen met plusminus 0,3 punten, van 81,8 naar 82,1 punten. Bij de definitieve opnames is van toename überhaupt geen sprake. De herkeuringen van bokken zijn in aantal dusdanig gering dat die in de grafiek niet opgenomen zijn. Grafiek 2 laat hetzelfde zien voor de vrouwelijke Boergeiten. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen een eerste stamboekopname vanaf 1 jaar (S) en een herkeuring, die vanaf 2 jaar jaarlijks kan plaatsvinden (H). De eerste stamboekopnamen laten een bescheiden stijgende trend zien van plusminus 1 punt naar 83,2 punten. Ook bij herkeuringen is hiervan sprake, maar de aantallen hiervan zijn gering.
Analyse op beenwerk
Grafiek 3 toont de waardering voor beenwerk bij bokken en boklammeren. De eerder ingezette aandacht voor kwaliteit van het beenwerk lijkt echt zijn vruchten af te werpen. We kunnen ons verheugen in een duidelijk stijgende lijn. Voorlopig opgenomen bokken stegen met 1 punt tot 82,3 punten gemiddeld, definitief opgenomen bokken stegen ongeveer 1,5 punt tot een gemiddelde van 83,5 punten. Dit past ook bij wat we waarnemen op keuringen: waar we eerdere jaren nog veel dieren tegenkwamen met bemerkingen op de stand van de achterbenen, die veelal krom waren, en op de koten die nogal eens week te noemen waren, zien we dat hierin de kwaliteit voorzichtig vooruitgegaan is.
In grafiek 4 is dezelfde analyse bij de geiten te zien, waar de voorzichtig stijgende lijn ook waar te nemen is. Dit geldt vooral bij de eerste stamboekkeuring, waar het gemiddelde steeg van 81,9 naar 82,8 punten.
In de volgende uitgave van Geitenhouderij volgt de analyse van bespiering, worden voorzichtige conclusies getrokken en wordt de nabije toekomst van het ras belicht.
Tekst: Theo van der Meer, voorzitter fokcommissie Nederlandse Boergeit