Alle dagen voeren we geiten, en we weten wel hoe dat werkt. Of niet? Verschillende voerleveranciers besteedden op hun studiedagen aandacht aan vertering en penswerking. De theorie even opfrissen en feitjes delen kan natuurlijk geen kwaad.
Het najaar is de tijd van studiedagen. Voergroep Zuid ging begin september onder andere in op de vertering van voer in de geit. Nutritionist Mat Winkelmolen kwam in Stroe met enkele interessante feitjes. Gebrs. Fuite organiseerde in de laatste dagen van september een goed bezochte studiedag in Hellendoorn bij de familie Stokvis. Jarig Jan Odinga, nutritionist bij Gebrs. Fuite, vertelde over het voeren van graskuil en Rob Hulshof, technical sales manager bij Provimi, liet de werking van een gezonde pens zien.
Pensbacteriën voeren
Vertering van voer vindt plaats via fermentatie. Je voert niet de geit, maar de bacteriën. Die uitspraak werd bij beide studiedagen gedaan. “En dan hebben we het over bacteriën in de pens”, licht Odinga toe. “Want het voer dat in de pens niet wordt afgebroken, gaat onverteerd naar de darmen en daar zitten de ‘slechte’ bacteriën. Als je die te veel gaat voeden ontstaat er clostridium en kan de geit doodgaan.”
Pensbacteriën dus. Die wil je. Liefst zoveel mogelijk. Want die helpen bij het verteren van het voedsel, en hoe beter dat gaat, hoe efficiënter de geit melk maakt. Volgens Winkelmolen realiseer je zoveel mogelijk pensbacteriën vooral door een stabiel rantsoen te geven. “Pensbacteriën houden van een stabiel rantsoen. Door voerwisselingen moeten bacteriën zich aanpassen, dat kost bacteriën en tijd”, vertelde hij namens Voergroep Zuid.
Daarnaast bevat een goed rantsoen voldoende licht verteerbare energie en licht verteerbare eiwitten, zeggen alle drie de experts.
Het venijnige is dat de pensbacteriën zuren produceren. “Dus hoe meer pensbacteriën je hebt, hoe groter de kans is op pensverzuring. En bacteriën gaan dood als hun omgeving te zuur is. Ze werken zichzelf dus eigenlijk tegen”, zegt Odinga. Om dat te voorkomen is prik, structuur in het rantsoen, heel belangrijk. “Door prik in het rantsoen gaan de geiten herkauwen en maken ze bicarbonaat aan in het speeksel. Dat zorgt ervoor dat de pens-pH weer omhoog gaat.”
Deeltjesgrootte
Deeltjesgrootte van het voer is belangrijk voor een goede penswerking. Hulshof lichtte dat toe tijdens de studiedag die Gebrs. Fuite organiseerde. “Als het voer in de pens kleiner is gemaakt, komt het in de netmaag. De ruimte die na het samentrekken van de netmaag open blijft, is redelijk groot. Daar gaat voer snel doorheen, en ook een eventuele verontreiniging gaat daar gemakkelijk doorheen.
Om voer niet te snel door de geit heen te laten gaan, maar bacteriën de tijd te geven er de brandstof uit te halen, moeten wij ervoor zorgen dat de pens wordt afgesloten en aan het werk wordt gezet. Dat betekent dat we een zekere deeltjesgrootte, of prik, in de pens moeten brengen. Onvoldoende vulling van de pens zorgt voor een te snelle doorstroming van het voer.”
Prik voeren betekent niet meteen lang voer verstrekken. Want het kan ook doorslaan: bij te lang voer zit de pens vol met vezels en blijft het voer te lang in de pens. Hulshof demonstreerde dat tijdens de studiedag met plastic zakken die doorgingen voor een pens. Door brok te gooien in een goed met stro gevulde plastic zak, werd duidelijk dat de brok dan moeilijk door de pens heen komt.
Een zak die minder vol zat, kon de brok veel beter ‘verteren’. “Voer moet 24 uur in de geit blijven. Dan is er voldoende tijd om de brandstof eruit te halen. Met de lengte van het ruwvoer bepaal je zelf de snelheid van het voer door de pens. Met kortere deeltjes ruwvoer kan de geit de brandstof die erin zit, beter benutten”, aldus Hulshof.
50 tot 60 keer herkauwen
Verder wordt de penswerking beïnvloed door de spreiding in voeropname over de dag. “Kleine porties, maar vaak voeren.” Dat is volgens Hulshof de beste manier om de pens aan het werk te houden en de bacteriën te blijven voeden. “Als een geit wil vreten, maar dit niet kan, bijvoorbeeld omdat er geen voer ligt of er te veel concurrentie is, zal de pens leeglopen. Dat willen we niet.” Winkelmolen weet dat een geit met een goed rantsoen een voerbolus zo’n 50 tot 60 keer herkauwt. Verder ziet hij graag dat ongeveer de helft van de liggende dieren herkauwt. “Al is dat wel afhankelijk van wanneer er gevoerd is, en bijvoorbeeld het moment van de dag.”
Odinga wees op het belang van verteerbaarheid. “Hoe beter het ruwvoer verteerbaar is, hoe meer melk de geit er van kan maken. Naarmate gras langer blijft staan en later wordt gemaaid, worden de celwanden dikker en daardoor het voer moeilijker verteerbaar.
Dan kan de geit er te weinig energie en eiwit uit halen”, aldus Odinga. “En dan moet je meer voeren.” Het totaal aan celwanden wordt op de kuilanalyse aangeduid met NDF. Streefwaarde voor je graskuil ligt tussen 420 en 500 gram per kg drogestof.
Mest ruiken
Hulshof vraagt aan de aanwezige geitenhouders in Hellendoorn of zij weleens de mest ruiken. “Als je niks ruikt, is het goed”, aldus de expert. Er zijn drie mogelijkheden: de mest ruikt zuur, neutraal of naar ammoniak. “Een zure lucht aan de mest laat je weten dat de energie uit het voer niet in de pens is benut”, legt Hulshof uit. “In de dikke darm wordt de energie dan omgezet in zuren, die ruik je. En van die zuren kan een geit geen melk maken.” Als de mest een ammoniakgeur heeft, wordt het eiwit uit het voer niet door de pensbacteriën benut. “Gevolg is dat de dunne darm het eiwit opknipt, en dan ontstaat een ammoniaklucht.”
Odinga vat het samen: “Door de pens van de geit goed te voeren, krijg je gezonde geiten met een hoge ruwvoeropname en melkproductie, en mest die niet stinkt.”