‘We focussen ons veel op het speengewicht van lammeren, maar weten nauwelijks iets over hun drinkgedrag.’ Vanuit die invalshoek richtte Wageningse Agrotechnologiestudent Wouter Oltheten zijn stage op de melkopname en het lichaamsgewicht van lammeren. Hij noteerde verrassende uitkomsten.
Oltheten voerde zijn stage uit onder de vlag van Agrifirm en werd begeleid door Rik van der Tol van de WUR. Hij volgde in totaal 184 lammeren op twee bedrijven. Elke 48 uur bepaalde hij de afmetingen, body condition score en het gewicht van de lammeren. Op een van de bedrijven hield hij ook het drinkgedrag van de dieren bij. Oltheten, die de bachelor werktuigbouwkunde volgde, bouwde zelf middels sensoren een systeem op de drinkautomaat dat automatisch registreerde wanneer, hoe lang en hoeveel een lam dronk. Zo werd elk lam vanaf de geboorte tot minimaal 15 dagen na het spenen gevolgd.
Maximale opname al na 1 week
Meest opmerkelijke uitkomst van het onderzoek was de constatering dat lammeren na 1 week op hun maximale melkopname zitten. Oltheten: “Op dag zes drinkt 50 procent van de lammeren al meer dan het langetermijngemiddelde. Tussen de hoeveelheid die ze op 1 week leeftijd opnemen en bij 5 weken, zit hooguit 10 procent verschil. Wat we altijd aannamen, dat lammeren veel meer melk drinken naarmate ze ouder worden, gaat dus niet op. Ze drinken in het begin vaker dan we denken en drinken dan dagelijks al meer dan we verwachtten. Met het ouder worden van de lammeren verandert hun gedrag: ze drinken minder vaak, en drinken dus meer per keer.” Volgens Oltheten is deze opnamepiek op 1 week leeftijd anatomisch te verklaren. “De lebmaag – waar de melk verwerkt wordt – ontwikkelt zich na de geboorte nauwelijks verder, daar waar de andere drie magen met de ‘normale groei’ mee ontwikkelen.” Ook in een natuurlijke omgeving zie je dat lammeren op jonge leeftijd vaak bij hun moeder gaan drinken, terwijl dat afneemt naarmate het lam ouder wordt. Op deze manier wordt het lam gestimuleerd om kracht- en ruwvoer op te nemen. Na 1 week kregen de lammeren in dit onderzoek daarom naast onbeperkt melk, water en stro ook al krachtvoer aangeboden om de pensontwikkeling te stimuleren. De voedingsdiarree die bij lammeren wel wordt gezien in de eerste week, is wellicht een teken dat de maximale opname is bereikt. “De maximumopname die ook in de grafiek is weergegeven laat zien dat sommige lammeren in de eerste week belachelijk veel drinken. Het is logisch dat deze lammeren buikpijn krijgen met de bekende maar uiteraard ongewenste voedingsdiarree.”
Wat ook blijkt: rond de leeftijd van 2 weken zijn er lammeren die wel 100 procent meer melk opnemen dan het gemiddelde, maar ook lammeren die de helft minder drinken. “De verschillen zijn dus enorm. Dit biedt kansen voor beter management van het individuele dier”, vindt Oltheten.
Niet te vet spenen
Na het spenen zag Oltheten een verschil in ontwikkeling van de lammeren tussen de twee bedrijven. Op beide bedrijven nam de groei na het spenen significant af, maar de manier waarop verschilde. Op het ene bedrijf was er direct bij het spenen een terugval in groei, maar bleven de lammeren wel lichtjes doorgroeien. Deze terugval duurde langer dan op het andere bedrijf, maar was minder heftig. Daar was de eerste week nauwelijks een terugval, maar werd de groei in de tweede week gemiddeld negatief en verloren de lammeren gewicht. Het herstel van dit netto gewichtsverlies door spenen vond op dat bedrijf pas vanaf de tweede week na spenen plaats en was sterker dan op het andere bedrijf. Oltheten verklaart dat verschil als volgt: “De lammeren op dat laatste bedrijf waren vetter bij het spenen. Een vet lam heeft een reserve, waardoor hij de eerste tijd na het spenen minder honger zal hebben en dus minder geneigd is brok op te nemen. Hierdoor komen deze dieren in een negatieve energiebalans, wat stress oplevert en hun weerstand vermindert.”
Te vet is dus niet goed. Omdat Oltheten de lammeren woog, de afmetingen bepaalde en de body condition score vaststelde, kan hij aantonen dat de zwaardere lammeren zwaar waren van het vet. “De zwaardere lammeren zijn niet groter in afmetingen. Het gewichtsverschil zit hem dus in de ontwikkeling van organen, spieren en relatief veel vetweefsel.”
Op basis van de gegevens uit dit onderzoek kun je stellen dat een speendip kan worden verkleind door een lam te spenen op het gewenste speengewicht van 12 kg en niet te laten vervetten.
Overigens bleek het bedrijf dat lammeren had met significant lagere geboortegewichten, na het spenen de zwaarste lammeren te hebben. Zij haalden dat gewichtsverschil dus in. “Dat had niet alleen met het verstrekken en opnemen van melk en het spenen te maken. Ook de groepsgrootte, andere melksoort, meer spenen ter beschikking en genetica spelen daarbij een rol”, weet Oltheten.
Maak kleine groepjes
Op een van de bedrijven werd een groepsgrootte van minimaal 30 dieren gehanteerd. Daar werd met spenen dus gewacht tot er 30lammeren het minimale speengewicht van 12 kg bereikt hadden. “Daardoor was het gemiddelde speengewicht op dit bedrijf 14 kg en zaten er lammeren tussen die wel 17 kg wogen, waarbij de langzamer groeiende lammeren pas op 60 dagen werden gespeend”, aldus Oltheten. Hij zou willen adviseren om kleinere speengroepjes te maken en daarbij bestaande groepen opnieuw in te delen. “Houd de lammeren niet op leeftijd bij elkaar. Op tijd spenen voordat vervetting optreedt is belangrijk.”