Vanaf 1985 is Jos van Wegen betrokken geweest bij de geitenhouderij in verschillende functies, maar nu geeft hij zijn laatste lijntje met deze branche op. Voor Geitenhouderij blikt hij terug, en geeft hij zijn mening over de huidige positie van de sector.
We zijn voor het interview met Jos van Wegen in het provinciehuis van Noord-Brabant in Den Bosch. Hier is in feite de geitenhouderij in Nederland, in ieder geval in Zuid-Nederland begonnen. Jonge landbouwers zochten begin jaren tachtig alternatieven, omdat de gevestigde sectoren op dat moment geen goede toekomst boden. Provincie Noord-Brabant stelde geld beschikbaar voor onderzoek naar de mogelijkheden en perspectieven voor het houden van geiten. Aansluitend bood de provincie een stimuleringsbijdrage om deze sector te helpen op te starten. De locatie is tekenend. Nu, ruim 35 jaar na de start van de geitenhouderij, is er opnieuw onzekerheid voor de Nederlandse veehouderij. Anders dan in 1984, stelt provincie Brabant zich nu heel wat terughoudender op richting deze sector.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de geitenhouderij?
“Op Kreta deed ik mijn afstudeeropdracht bij een tuinder en kreeg ik contact met een kleinschalige geitenhouder op het eiland. Tijdens zijn vakantie lette ik op het droogstaande koppel en keerde elke dag de kaasjes om. Bij terugkomst in Nederland in de zomer van 1985 schreef ik mij in bij het arbeidsbureau als voedingsmiddelentechnoloog met ‘ervaring in de geitensector’. Dat bleek aanleiding te zijn voor de pas opgerichte coöperatie Amalthea om met mij in gesprek te gaan en mij aan te stellen als manager.”
Hoe ontstond de geitenhouderij in Nederland?
“Begin jaren tachtig gold er in Noord-Brabant een interim-regeling intensieve veehouderij. Hierdoor mochten er geen nieuwe stallen komen voor kippen en varkens en jonge boeren waren op zoek naar alternatieven. Ook de invoering van het melkquotum in 1984 beperkte de mogelijkheden voor jonge melkveehouders. Op dat moment waren er in Brabant vijf kleine geitenhouders: Dré van Dijk, Johan Ewijk, Harry Kil, Jan Wanders en Kees van de Ven. Die laatste wist dat de productie in Frankrijk daalde en dat daar een beetje groei in de vraag was. Deze vraag aan de ene kant en de zoektocht naar enig perspectief vanuit de jonge agrariërs aan de andere kant, boden kansen. Er ontstond een groep geïnteresseerden in de geitenhouderij en met de subsidie van de provincie werd er een coöperatie van geitenhouders opgericht, Amalthea.
Melkfabriek Martinus in Breda verwerkte de eerste geitenmelk tot wrongel en bracht dat als diepvriesproduct naar Frankrijk. Al snel bedachten de geitenhouders dat ze de melk ook wel zelf wilden verwerken, om er zo meer aan te verdienen. Zowel Dré van Dijk als Johan Ewijk had er wel oren naar om een kaasfabriek op te zetten. Uiteindelijk kozen de geitenhouders het bedrijf van Dré en Dorothé van Dijk in Hulten om dit te verwezenlijken. Johan Ewijk stapte toen uit de initiatiefgroep en begon zelf een kaasmakerij met melk van enkele startende geitenhouders. En dat was de eerste schifting al in deze sector. In de beginjaren bestond de sector uit jonge mensen, die een stap durfden te zetten. Ze moesten vechten tegen het beeld dat geiten als minderwaardig werden beschouwd, waren dus mondig, wisten goed informatie te vinden en daarop hun keuzes te baseren. Het coöperatieve wat de land- en tuinbouw heel lang domineerde, werd in deze jonge sector niet als vanzelfsprekend geaccepteerd. De afsplitsing van Johan Ewijk was de eerste versnippering in de sector. Een tweede afsplitsing volgende enkele jaren later, toen Van Dijk zich afscheidde van Amalthea. Er waren genoeg momenten van sterke vraagontwikkeling, waardoor je als nichespeler nieuwe afzetkanalen kon ontwikkelen.”
Hoe verliepen de beginjaren?
“Het was echt pionieren, tobben en vallen en opstaan. Problemen waar niemand aan had gedacht moesten worden opgelost. Zo haalden we de melk in de beginperiode op bij zo’n 25 geitenhouders met elk 50 tot 100 geiten aan de melk. De 15 tons tankauto werd bij lange na niet gevuld, met als gevolg dat de melk in de zomer veel te warm werd om overdag op te halen en het nachtrijden zijn intrede deed. In de winter van dat eerste jaar ontstond het volgende probleem: de vrieskou, samen met de lage melkleverantie. Er was zo weinig aanvoer dat de melk bevroor in de tankauto. We zijn drie weken gestopt met ophalen.
Het was ook pionieren met de lammerenopfok. We reden met een aanhangertje naar Frankrijk om daar een drinkautomaat te halen, want dat kenden we hier niet. Drie keer moesten we op en neer naar Frankrijk voor de juiste afstelling en goede speentjes. Het was knutselen. Dat gold ook voor het huisvesten en afzetten van de eerste lammeren.
Geitenmelk viel volgens de wet niet eens onder melk. Gelukkig veranderde dat en konden we aansluiten bij het Productschap Zuivel. Doordat er collectieve middelen door geitenhouders en zuivelaars werden samengebracht voor sectorontwikkeling, kwam er meer structuur. Er waren toen ook mensen met geweldige ideeën en een goed verstand, maar velen stopten weer door de onzekere toekomst. Er was weinig tot geen structuur in de keten en geen kennis over praktische zaken als gezondheid en het voeren van geiten. Je moest het oplossen op basis van je eigen boerenverstand en gevoel.”
Wat is de grootste prestatie die de sector heeft geleverd?
“De grootste prestatie is dat de sector er überhaupt nog is, en dan met een scala aan producten dat kwalitatief, van omvang en van enige waarde is, en dat wereldwijd zijn weg heeft gevonden. En dat dat gebeurt in een sector die nu van buitenaf gezien redelijk stabiel en eensgezind opereert.
Q-koorts heeft volgens mij daarin een rol gehad. De spelers in de sector hebben elkaar op dat moment gevonden en de samenwerking is hechter geworden. Er kwam meer stabiliteit, ieder weet zijn positie in de markt nu wel ongeveer. Het heeft ook de verdere ontwikkeling van nieuwe producten en markten geholpen. Vroeger was geitenmelk een grondstof. Dat gold ook nog voor de wrongel als halffabrikaat. Bij de introductie van de halfharde Goudse geitenkazen en iets later de zachte kaasjes met eigen merk is de marktdoorbraak gestart. De laatste tien tot vijftien jaar zijn daar de geitenmelkpoeders in vele variaties bij gekomen en nu is de range bijna ontelbaar, met ook allerlei verse geitenzuivelproducten.”
Hoe belangrijk is de verduurzamingsagenda?
“Dit is naar mijn mening essentieel voor het voortbestaan van de sector. De bekende waarden people, planet, profit vul ik in als maatschappelijk, ruimtelijk en economisch. Dit moeten we borgen om van een toekomst verzekerd te zijn, ze zijn bepalend voor het succes en het voortbestaan van de geitenhouderij. Op het economische vlak heb ik er best veel vertrouwen in, de ruimtelijke en maatschappelijke omgevingen van de sector vormen een grote uitdaging.”
Wat is momenteel de grootste uitdaging voor geitenhouders?
“Dat noemde ik zojuist. Als voorbeeld noem ik de stroom van lammeren en afzet daarvan; dat was en ís een achilleshiel voor de sector. In de beginjaren was de structuur er gewoon nog niet klaar voor. Maar tot op de dag van vandaag zie ik weinig beweging om daar op door te pakken en is er geen eenduidige oplossing wat te doen met de bokjes. Naar mijn mening moet het lammerenvraagstuk onderdeel worden van de duurzaamheidsagenda en opgenomen in het kwaliteitssysteem. Collectieve belangenbehartiging blijft ook een moeilijk punt. De verschillen tussen de bedrijven zijn heel groot, waardoor het individueel en collectief belang snel botsen. De sector is echter te klein om het onderscheid te veel te benadrukken. De uitdaging is om iedereen zoveel mogelijk bij elkaar te houden op de belangrijke zaken op weg naar verduurzaming en volhoudbaarheid. Er mag daarbij best ruimte zijn voor eigen ideeën en de ontwikkeling van nichemarkten. Het is mijns inziens van essentieel belang dat het collectief geaccepteerd blijft op de lange termijn.”
Jos van Wegen in de geitenhouderij
Jos van Wegen (1957) had verschillende functies in de geitenhouderij. Onder andere:
1986 – 1999 Manager coöperatiezaken bij Amalthea
1999 – 2009 Mede-initiatiefnemer, secretaris en programmacoördinator VKGN (Vereniging Kwaliteitszorg Geitenhouderij Nederland)
2000 – 2014 Landenvertegenwoordiger bij de International Goat Association
2005 – 2021 Secretaris Stichting Vakblad Geitenhouderij
2006 – 2010 Manager milk supply en QA bij Amalthea Van Dijk
2008 – 2021 Redactielid vakblad Geitenhouderij
2010 – 2011 Voorzitter Stichting Jubileum Geitenhouderij en mede-initiatiefnemer Nationaal Geiten Event
Tekst: Marjolein Nielen en Wilma Wolters