Wet- en regelgeving
Het exporteren van fokdieren mag alleen als deze afkomstig zijn van een scrapie-onverdacht bedrijf. Door aangescherpte exporteisen mag een bedrijf sinds 2014 alleen fokdieren exporteren als het beschikt over een scrapie-onverdacht-status. In juli 2020 is de Europese regelgeving zodanig gewijzigd dat geiten met een ‘gunstig’ ofwel ‘ongevoelig’ genotype worden beschouwd als scrapie-resistent en mogen deelnemen aan het intraverkeer (handel tussen EU-lidstaten die aan alle eisen van de EU voldoet voor het verhandelen en vervoeren van dieren en dierlijke producten). Dit zijn geiten die ten minste één D of een S hebben op codon 146 of tenminste één K hebben op codon 222, dus 146S, 146D of 222K hebben. Naast dit genetische onderzoek waarbij gefokt kan worden op resistentie, bestaat er nog het koppenonderzoek en de scrapie-surveillance.
Koppenonderzoek
Hiervoor geldt dat houders jaarlijks, gedurende minimaal drie jaar en voor sommige lidstaten minimaal zeven jaar, van 1 procent van de dieren in het koppel hersenonderzoek moeten laten verrichten op aanwezigheid van scrapie.
Scrapie-surveillance
Om onze dierziektestatus te waarborgen dient Nederland, in opdracht van Europa, naast de scrapieprogramma’s ook steekproefsgewijs scrapie te monitoren op slachtdieren en kadavers. Gemiddeld genomen worden jaarlijks nagenoeg 1.500 geiten getest op scrapie, blijkt uit cijfers van de Europese autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).
Fokken op resistentie
Het opbouwen van een scrapie-resistent koppel is een project van jaren. Om inteelt en verlies van kwalitatieve eigenschappen te voorkomen, dient scrapie-resistentie opgenomen te worden in een totaal fokplan.
Genotypering kent een aantal grote voordelen ten opzichte van het koppenonderzoek; het is snel en eenvoudig uit te voeren bij het levende dier. Dit maakt enerzijds gerichte fokkerij mogelijk op scrapie-ongevoeligheid en anderzijds leent het zich voor onderzoek op individueel geselecteerde dieren ten behoeve van export en intraverkeer.
Scrapie
Scrapie is een besmettelijke hersenaandoening veroorzaakt door prionen. Prionen zijn eiwitten die in ieder zoogdier voorkomen, maar waarvan de functie nog onduidelijk is. Bij scrapie zijn deze prioneiwitten afwijkend van vorm en structuur. Hierdoor verandert ook de functie van het eiwit en maakt dat ze onder andere infectieus, zeer resistent en slecht afbreekbaar worden. Doordat het lichaam deze eiwitten niet meer kan afbreken, treedt stapeling op in zenuwcellen, met schade aan zenuwweefsel tot gevolg. Dode zenuwcellen laten gaten achter in het zenuwweefsel, wat het een sponsachtige structuur geeft. Scrapie-prionen zijn besmettelijk en zetten normale prioneiwitten aan om ook van vorm te veranderen. Een kettingreactie komt tot stand. Hierdoor kent scrapie een typisch progressief verloop: de verschijnselen worden steeds erger.
Scrapie valt onder de groep ‘besmettelijke prionziekten’ ofwel transmissable spongiforme encephalopathies (TSE’s). Andere vormen van deze ‘sponsvormige’ hersenziekten zijn bij veel zoogdieren beschreven. Enkele voorbeelden zijn: bovine spongiforme encephalopathie (BSE of gekkekoeienziekte) in runderen, chronic wasting disease bij hertachtigen en de ziekte van Creutzfeldt-Jakob in mensen. Sommige TSE’s zijn overdraagbaar op andere diersoorten en ook besmettelijk voor de mens. Het bekendste voorbeeld is BSE, wat zich razendsnel wist te verspreiden door het voeren van diermeel dat verwerkt werd in krachtvoer voor koeien. Het voeren van diermeel is sinds 2001 verboden. BSE staat ook bekend als de ‘hamburgerziekte’ ofwel is van koeien op mensen overgegaan middels het eten van rundvlees van met BSE besmette koeien. Scrapie is niet overdraagbaar op andere diersoorten anders dan schapen en geiten en is daarom ook geen zoönose.
Bij geiten in Nederland komt scrapie zeer zelden voor. In 2000 is deze aandoening voor het eerst bij een aantal geiten van eenzelfde bedrijf gediagnosticeerd en in 2001 voor het laatst. Sindsdien is er in Nederland, ondanks intensieve monitoring, geen scrapie meer geconstateerd.