In mei 2021 hebben de Tweede en Eerste Kamer per amendement artikel 2.1, eerste lid van de Wet dieren gewijzigd. Maar de wetswijziging zorgt voor te veel onduidelijkheid en onzekerheid bij dierhouders, meldt minister Adema van LNV in een brief aan de Tweede Kamer.
De wijziging van artikel 2.1 is overigens nog niet in werking getreden, omdat het ministerie van LNV eerst de juridische betekenis en praktische impact ervan wilde analyseren. Die analyse is afgerond, en minister Adema wil niet artikel 2.1 aanpassen, maar de artikelen 2.2 en 2.8 van de Wet dieren, omdat daarmee volgens hem de doelstellingen van het amendement beter kunnen worden bereikt.
Naleefbaar en handhaafbaar
Wijziging van artikel 2.1 zou te veel onduidelijkheid geven over welke gedragingen jegens dieren verboden zijn, aldus Adema. Uit die onduidelijkheid vloeit onzekerheid voort richting dierhouders: zij weten niet waartoe zij op grond van het gewijzigde artikel verplicht worden, maar kunnen bijvoorbeeld wel geconfronteerd worden met rechtszaken waarvan de uitkomsten onvoorspelbaar zijn, zo schrijft de minister in zijn brief.
In het gewijzigde artikel wordt onder andere niet duidelijk gemaakt welke ingrepen verboden zijn en wanneer er sprake van is dat dieren permanent de mogelijkheid wordt onthouden om hun natuurlijke gedrag te vertonen. “Deze duidelijkheid is wel nodig om tot een naleefbaar en handhaafbaar verbod te komen”, schrijft de minister. Hij stelt daarom voor om artikel 2.2 en 2.8 van de Wet dieren aanpassen “om het beoogde effect van het amendement te bereiken”.
Het parlement zal met het voorstel van Adema moeten instemmen.