Vier inhoudelijk sterke sprekers stonden tijdens Melken voor Morgen Geitenhouderij voor een zaal met 70 toehoorders. Hun verhalen leken aan te slaan en er kwam hier en daar wat discussie op gang.
Het was de tweede keer dat deze Melken voor Morgen-studiedag gehouden werd. De sprekers probeerden de deelnemers wat houvast te bieden in deze beleidsmatig en financieel onzekere tijd. Zo sprak Eric van den Hengel, voorzitter van Stichting I-VEE die zich richt op innovaties rondom emissies, over de mogelijkheden om emissies in de geitenhouderij te reduceren. Dick Heederik, in zijn rol als voorzitter van het expertpanel van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa), was aanwezig om het antibioticagebruik in de geitensector toe te lichten. Gerrit Koop is onderzoeker bij de Universiteit Utrecht en hij praatte aanwezigen bij over zijn laatste onderzoek naar kiemgetal rondom de aflamperiode. Dirk-Jan van Horssen, oprichter en mede-eigenaar van Goat Improvement Company, vertelde over de proeven met gesekst bokkensperma.
Emissies aanpakken
De belangrijkste oproep die Eric van den Hengel aan zijn toehoorders deed was: “Ga achter je innovatie staan! Want elk ander geluid is koren op de molen van de anti-veehouderijlobby.” Met deze uitspraak doelt Van den Hengel op wat hij ziet gebeuren na de uitspraak van de Raad van State over de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). De uitspraak suggereert dat emissiearme stallen niet werken. “Een deel van de politiek vindt hierin het bewijs dat innovatie geen oplossing biedt voor het reduceren van stikstofemissies uit de landbouw”, aldus Van den Hengel. “Maar het besluit zegt niet dat de Rav niet deugt. Het besluit zegt ook niet dat emissiearme systemen niet deugen; wel is er twijfel. De uitspraak wordt in de politiek ten onrechte gebruikt om de route van innovatie af te snijden”, stelt de adviseur.
Hij ziet innovatie juist als de weg naar een volhoudbare veehouderij.
Op dit moment richt het beleid zich op het bij de bron terugdringen van het ontstaan van ammoniak. Van den Hengel verwacht dat de overheid over een jaar of vijf ook gaat eisen van de veehouderij om het ontstaan van methaan, lachgas en fijnstof te verminderen. “Een potstal kan een grote bron van ammoniak zijn, maar zeker ook van methaan en lachgas”, weet Van den Hengel. Eén equivalent methaan staat gelijk aan 83 equivalent CO2 en een kg lachgas wel 280 equivalent CO2. “Dit zijn dus sterke broeikasgassen.”Daarnaast heeft de politiek dierenwelzijn in een hoog vaandel staan en ziet die het liefst stallen die het stalklimaat verbeteren en de brandveiligheid verhogen. “Kijk dus naar integrale systemen en richt je niet enkel op ammoniakreductie.”
Geruststellend gebruik antibiotica
De overheid stelde meer dan tien jaar geleden kwantitatieve doelstellingen op voor het antibioticagebruik in de veehouderijsector en wilde dat er in 2015 70 procent was gereduceerd in het gebruik. “In de ene sector was dat veel moeilijker te halen dan in de andere. In gezamenlijkheid hebben de diersectoren dat wel gehaald, maar niet elke sector heeft die 70 procent afzonderlijk gehaald,” aldus Heederik.
De SDa werd aangewezen als onafhankelijke organisatie die de gegevens van het antibioticagebruik analyseert, benchmarkwaarden instelt en rapporteert. Geitenhouders en hun dierenartsen kunnen kiezen en het gebruik vastleggen in een databank van DGB of van Elda. Gegevens over 2021 zijn alleen door de Elda-databank aangeleverd bij de SDa, waardoor er nu een beeld is van 322 bedrijven (70 tot 85 procent van het totaal aantal melkgeitenbedrijven, gespecialiseerde bedrijven missen nog). Het aantal dierdagdoseringen, dus het gemiddeld aantal dagen per jaar dat de dieren op een bedrijf behandeld worden, ligt voor geiten op 1,2. “Dat ligt in lijn der verwachting en is zeker niet slecht.” Het valt op dat er geen enorme uitschieters zijn. Heederik: “Maar 10 procent van de bedrijven heeft een dierdagdosering hoger dan 2,1. Dit ziet er allemaal geruststellend uit.” Als ook de cijfers van gespecialiseerde bedrijven worden meegenomen, zoals opfokbedrijven, denkt Heederik dat de cijfers vergelijkbaar blijven. “Ik kan me niet voorstellen dat dit getal erg gaat veranderen. De huidige gegevens hebben betrekking op de periode april tot en met december 2021. Het gebruik kan nog wat omhooggaan als er over een heel jaar wordt gerapporteerd en als dus ook de lammerperiode mee is genomen.” Voor de geitensector wordt nog een benchmarkwaarde ingesteld.
Kiemgetal gelinkt aan celgetal
In de loop van de tijd – Gerrit Koop verzamelde cijfers van 2001 tot nu – wordt het kiemgetal in geitenmelk langzaam hoger. Er is veel variatie door het jaar heen, maar rond het aflammeren lijkt het kiemgetal op veel bedrijven te stijgen, om daarna weer te dalen. Hoe de kiemgetalstijging rond het lammeren precies werkt, wilde Koop uitzoeken. In een onderzoek waarin Koop promovendus Yvette de Geus ondersteunde en ze vier bedrijven onder de loep namen, zagen ze dat het kiemgetal van de geitenkudde ongeveer een maand voor het aflammeren hoog was, en dat dit na het aflammeren, binnen een week ongeveer, bij de meeste geiten weer zakte. “De meeste dieren stegen en daalden. Toch bleven sommige ook laag in kiemgetal. Nader onderzoek wees uit dat individueel kiemgetal samenhangt met het celgetal. De onderzoekers vroegen zich af of een hoog celgetal de meting van het kiemgetal beïnvloedt, en dat er dus onterecht een hoog kiemgetal wordt gemeten. “Het lijkt erop dat de kiemgetalmeting wel iets verstoord wordt door het aantal cellen, maar dit is gerommel in de marge. De kiemgetalbepaling is nauwkeurig genoeg. We hebben dus nog steeds niet helemaal helder waardoor het kiemgetal rondom het aflammeren opleeft. In het kort: wat we niet weten is nog altijd te veel.”
Geduld voor gesekst sperma
Geitenfokkerijorganisatie Goat Improvement Company (GIC) haalt wereldwijd vers bloed en test onder verschillende omstandigheden de nakomelingen van bokken. Momenteel doen zij praktijkproeven met gesekst sperma. Dirk-Jan van Horssen verwacht dat elke geitenhouder misschien wel gesekst sperma wil gebruiken, maar dit is nog niet zo eenvoudig. GIC heeft nu zeven proeven met elk tweehonderd geiten gedaan, en drie hebben er enig resultaat opgeleverd, de andere niet. “Uit een test kwam 47 procent bevruchting en dat is het enige resultaat wat echt iets lijkt te zijn”, aldus Van Horssen. “In een andere test kregen we 50 procent bokjes bij 14 procent bevruchting. Er komt wel even iets meer bij kijken dan sperma seksen en vervolgens insemineren.” In december hoopt GIC praktijkproeven te doen in Nederland. Wanneer de fokkerijorganisatie gesekst sperma op de markt brengt, is nog afwachten. “Er is in ieder geval nog werk aan de winkel voordat we gesekst sperma commercieel kunnen aanbieden,” eindigt Van Horssen zijn presentatie.