Evenwicht met zeventig geiten
Lesay wil maximaal zeventig geiten aan de melk. Daarmee kan hij en zijn gezin het evenwicht bewaren tussen arbeid, zuivelproductie en afzet. De familie hoopt wel de melkproductie per geit – 2 kg per dag – te laten stijgen. Lesay kocht in 2018 geiten met een mooi exterieur. Nu ze op aantal zijn kunnen ze selecteren en ligt de focus op melkproductie.
De geitenhouders willen zoveel mogelijk gebruikmaken van weidegang. Elke vijf dagen worden de geiten naar een ander perceel omgeweid, zo is ontwormen zelden of nooit nodig. Vier keer per jaar doet Lesay evenwel mestonderzoek ter controle. De geiten worden bijgevoerd met luzerne, een graanmengsel van gerst en spelt en 700 gram productiebrok. Op stal hebben de geiten stro en argile (klei) ad libitum. Als ze wat dunner op de mest zijn na een perceelwissel zien ze de opname hiervan meteen stijgen.
Eigen biest en geitenmelk
Alle dieren lammeren eenmaal per jaar af. Ze staan daarvoor zes weken droog. De bok gaat er in september drie weken bij en twee weken daarvoor gaat Lesay met de bok aan de lijn af en toe tussen de geiten. Daarna zijn alle geiten genoeg geprikkeld voor een goed resultaat. Begin februari lammert 80 procent in een week tijd.
De geitenhouder werkt met het stamboek samen. Die raden de dekbokken aan die het beste bij hun geiten passen – in eerste instantie wordt daarbij naar de bloedlijnen gekeken.
De lammetjes krijgen eigen biest en daarna geitenmelk. Een tiental wordt aangehouden, een groot deel wordt verkocht aan een opfokker voor 50 euro per stuk en enkele bokjes gaan verder als toekomstige dekbok. De overige bokjes gaan voor 70 cent per kg naar een mester, als ze daar minstens acht dagen blijven leven.
De opfok kent amper problemen. Geen diarree, noch longontsteking, noch artritis. Een beetje ecthyma, dat wel. Om eventuele overdracht van paratuberculose te vermijden, wil Julie de biest en melk voor de lammeren gaan verhitten, 60 minuten op 60 graden. Het kiemgetal zal hierdoor enorm zakken, maar het positieve effect ervan op de overdracht van paratuberculose is niet zo duidelijk, daar zijn de wetenschappelijke onderzoeken niet zeker van. De rol van biest in de overdracht wordt misschien overschat, en verhitten zal de eventueel aanwezige paratuberculose bacteriën niet altijd allemaal afdoden.
De lammeren worden eerder laat dan vroeg gespeend. Lesay wil dat ze minstens 14 kg wegen, maar vaker gaan ze richting de 18 kg. Een speendip of coccidiose kennen ze niet. Enkel strak ontwormen is nodig, omdat de lammeren de hele zomer op hetzelfde perceel lopen, samen met de enige Jersey-pink.
Vijf markten
Elke ochtend na de melking maken Julie en Antoine samen kaas. Antoine geeft toe dat ze op zondag maar een keer melken. “Anders stopt het nooit.” Van de geitenmelk maken ze twee soorten lactique: een verse kaas, die na 48 uur al op de markt ligt. Daarnaast ook faisselle, een nog versere kaas die meer op kwark lijkt. En een tome, dit is een harde kaas die een maand rijpt in een wijnkelder. Tot slot maken ze ook geitenyoghurt.
Om het assortiment wat uit te breiden, heeft de familie naast de geiten nog vier Jersey koeien. Van de Jerseymelk maken ze een lactique, een fromage blanc (kwark), yoghurt en boter.
Naast verkoop op de eigen boerderij, staan ze elke week op vijf markten, leveren ze aan drie supermarkten en levert de familie hun bijdrage aan twee AMAP’s, dat zijn overeenkomsten tussen enkele consumenten en landbouwers om lokale producten te leveren.
Het loont om zelf de melk te verwerken. De Lesays verkopen de verse kaas voor 4,30 euro per stuk en er gaat ongeveer 1 liter melk in. De veelzijdigheid van hun werk in vergelijking met gangbaar geiten melken, vraagt wel veel van het gezin. “Je bent zowel geitenboer, kaasmaker als marktkramer. En alles met zijn diverse regels en controles.”
Alle boerderijzuivelverwerkers en -kaasmakers in Frankrijk hebben twee verplichte kwaliteitscontroles per jaar. De familie Lesay laat zich echter vaker controleren. Ze hebben een contract met een laboratorium in de buurt. Dat komt vier keer per jaar monsters nemen van de oppervlakken en het test de melk en de kazen. Tot nu toe hebben ze slechts eenmaal een probleem gehad met te hoog kiemgetal, in de jerseymelk.
Naast deze kwaliteitscontrole hebben ze ook nog twee keer per jaar een controle van het Franse equivalent van de NVWA of FAVV.
Naar CAE-vrij
De geiten vertonen geen symptomen van CAE, maar ze worden er ook niet op onderzocht. Lesay is zich hiervan bewust en best bang voor paratuberculose, omdat een bekende het onder zijn geiten heeft gehad.
Antoine en Julie zitten het meest met CL, waaraan ze laatst een goede geit zijn verloren. Ze kreeg een gezwel ter hoogte van de luchtpijp. Er lopen inderdaad enkele geiten met een abces in de hals. De geitenhouders beheersen de ziekte door de abcessen handmatig leeg te maken en te ontsmetten met jodiumtinctuur. Ze laten de abcessen niet openbarsten.
De voornaamste oorzaak van overdracht van CL is het voerhek dat van hout gemaakt is. Het hek is overwegend glad, maar hier en daar steken splinters uit. Een van de volgende investeringen wordt een roestvrijstalen voerhek.
De geitenhouders streven naar een zo gezond mogelijke geitenstapel. Ze zien de voordelen van gecertificeerd zijn, en op zijn minst willen ze CAE-vrij worden. Dat zal de waarde van hun lammeren en fokbokjes doen stijgen. Aan de andere kant wordt het dan moeilijker om zelf dekbokken aan te voeren, en binnen de relatief kleine populatie van de Poitevine kan dat een probleem zijn.
Bij het volgende verplichte periodiek gezondheidonderzoek op brucellose, worden ook CAE en paratuberculose onderzocht.
De Lesays gaan nu ook meer maatregelen nemen om insleep van ziekten te beperken. Omdat ze de dekbokjes jong aankopen is bloedonderzoek weinig betrouwbaar. Zo’n onderzoek zegt hoogstens iets over de status van de moedergeit als er (biest)antistoffen worden gevonden – maar als de moeder positief is zal het lam ook wel drager zijn. Als aanvulling kan ook bij de moedergeit bloed getapt worden, en natuurlijk proberen om zoveel mogelijk informatie over de gezondheidsstatus van de koppel van de fokker te achterhalen. Tot nu keek Lesay vooral naar de genetica.
Twee jaar geleden was er kort een uitbraak van Clostridium. Daar ent Lesay nu twee keer per jaar tegen.
Luchtwegproblemen kennen ze niet. Dat schrijven ze zelf toe aan de volumineuze stal en de lage bezetting. Er is 3,7 vierkante meter per geit beschikbaar. Mastitis kennen ze ook amper. Ze hebben slechts één geit met een onkant uier. Ze melken de primipare geiten bewust als eerste.
De meeste, maar niet alle geiten hebben hoorns, er zijn nog verschillende onthoornde van het startkoppeltje. Door de hoorns willen ze niet meer geiten in de stal. Ze zien nu al regelmatig wondjes op het uier of elders door stoten van de hoorns. Bovendien heeft nu nog elke geit plek aan het voerhek.
Nieuwe omheining
Op hun lijstje met toekomstige investeringen staat op de eerste plaats een geitenproof vaste omheining rond alle percelen. Nu maken de geitenhouders gebruik van stroomdraad en paaltjes die ze elke vijf dagen handmatig verplaatsen.