Lars Boers kreeg de kans om zijn kennis van fokkerij los te laten op de kudde Bonte geiten van De Brömmels in Winterswijk. Dat resulteerde in een gemiddeld drie punten hoger algemeen voorkomen en 300 liter meer melk per geit per jaar. “Dat is voor mij de sport, dat je met een zeldzaam huisdierras een goede productie kunt halen.”
De Brömmels is natuurlijk niet onbekend – de geitenboerderij met 120 Bonte melkgeiten, kaasmakerij, winkel met streekproducten, camping en nog meer in het Achterhoekse Woold, bij Winterswijk. Daarnaast herken je de naam misschien omdat die enkele malen voorkomt in de top van de exterieurlijsten van de Bonte geiten (Geitenhouderij, 3-2023). Bert en Ellen Kots zwaaien hier al 35 jaar de scepter, en krijgen daarbij hulp van meerdere medewerkers. Sinds 2022 heeft oud-stagiair Lars Boers er ook wat in de melk te brokkelen, toen hij in de vof stapte. “Het begon met af en toe wat helpen, van lieverlee werd dat meer en toen er in 2018 plannen kwamen voor een nieuwe kaasmakerij ging ik hier fulltime werken”, vertelt Boers. Hij doet alle werk rondom de geiten en maakt samen met Bert de kaas, Boers doet ook de administratie en verzorgt deels de publiciteit. Op dit moment werken naast Bert, Ellen en Lars ook Iris en Sanne op het bedrijf. “En in de zomer staan er denk ik wel twintig mensen op de loonlijst”, aldus Boers. “Kleinschalige landbouw is arbeidsintensief.”
Een schep zit niks bij
Daarnaast is een dergelijk kleinschalig landbouwbedrijf ook kapitaalintensief. Lars: “Voer is voor ons relatief duur; voor bulkkorting komen we meestal niet in aanmerking. Certificaten kosten geld. We zijn niet gecertificeerd biologisch, al gebruiken we geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen. We voeren Vlog-voer, maar ik krijg het niet rond gerekend om biologisch voer te verstrekken. Bovendien zie ik qua milieubelasting het voordeel niet.” Overigens doet De Brömmels wel aan CAE- en CL-certificering. Die kosten verdient Lars terug doordat hij de lammeren nu duurder kan verkopen. “Het heeft me vijf jaar gekost om die certificering er bij Bert en Ellen door te krijgen. Maar het loont wel. We krijgen nu ruim het dubbele betaald als we een lam verkopen.”Lars zou niet anders willen dan kleinschalig boeren. “Als ik in de stal loop, weet ik de afstamming van de dieren en meestal hun naam. Ik ken ze. En dat wil ik. Anders kun je net zo goed een schep pakken, daar zit niks bij.”De jonge geitenhouder is gegrepen door de fokkerij. Toen hij bij De Brömmels kwam werken zag hij daar veel kansen. De Bonte geiten gaven 850 liter melk per jaar. “Dat kun je met fokkerij verbeteren, zonder dat je daar je bedrijfsvoering voor hoeft te veranderen. Mijn streven is om minimaal 1.000 liter te melken.” De eerste 100 liter pakte Lars erbij door selectie van de dieren. Een volgende stap zette hij door bewuste fokkeuzes te maken.
Dieren moeten een nut hebben
Hij begon met het exterieur van de dieren. “Want een functioneel dier kan makkelijk naar de voerbak lopen en makkelijker produceren. Het gemiddeld algemeen voorkomen in de stal steeg met 3 punten en we zitten nu boven 85 punten.” Lars heeft niet de illusie dat er alleen maar 89 punten-geiten in de stal zullen komen. “Maar een minder exterieur houdt het vaak toch niet vol.” De dieren die minder presteren op exterieur, productie of beide, interesseren Lars ook beduidend minder. “Een dier moet voor mij wel een nut hebben. Als ik het alleen maar voer en de stal uitmest is voor mij de waarde van het dier eraf. Ik moet er iets van terug krijgen.” Bovendien vindt hij het belangrijker hoe de koppel zich ontwikkelt dan een individuele geit. “Koppelgegevens zeggen meer dan die ene geit, die misschien net een uitschieter is.” Lars werkt met Triple a en twee keer per jaar vindt er melkcontrole plaats. “Vaker kan niet uit. Zoveel bokjes verkopen we nou ook weer niet.” Hij is er fan van om eigen bokken in te zetten. “Dat gaat zeker meer gebeuren. Ik zal eerder een nieuwe geit aanvoeren dan een bok. Een geit kun je testen: hoe doet ze het in de stal, wat voor productie haalt ze? Een bok kun je niet testen. Helemaal gesloten zijn kan denk ik niet vanwege de bloedspreiding.”
Bok uitzoeken op zijn moeder
Bij een bok alles voor elkaar hebben lukt bijna niet, vindt Lars. “Bij een geit lukt me dat steeds beter. De Brömmelsgeit is een breed dier, met inhoud en kracht, die veel ruwvoer kan opnemen.” Overigens selecteert de Winterswijkse geitenhouder het eerste jaar de lammeren niet uit. “Bonte geiten zijn laatrijp. Soms beginnen ze met een heel klein uier en groeien dan toch uit tot geiten met mooie uiers, met echt melk eronder”, weet hij. Hij maakt wel een eerste selectie door de lammeren van jaarlingen te verkopen. “Zo fok ik alleen met dieren die zich al bewezen hebben.” Alleen met de beste dieren fokt Lars verder. “Dat we dan even de melk van deze dieren missen, neem ik voor lief. Je boekt genetisch gezien alleen winst als je met je beste dieren fokt.”Hij heeft voor fokmateriaal vooral contacten met Martijn van Leeuwen, Cees Brouwer en – voor bloedspreiding – ook Witfokker Jurjen Groenveld. “Die hebben goede dieren op stal staan en met hen kan ik over fokkerij discussiëren. Bokken zoek ik uit op de moeder, de vaderlijn interesseert me niet zoveel. De moeder heeft zich als het goed is bewezen, in productie of exterieur of in beide.”De stap in fokkerij die Lars maakte, begint zich uit te betalen. Zes van de tien jaarlingen in de exterieurlijst 2023 met Bonte jaarlingen, zijn gefokt in Woold. Ook staan er twee dieren van De Brömmels in de exterieurlijst met oudere Bonte geiten: Vera en Vera 5. Op dit moment lopen er vijf geiten in de stal met 90 punten of meer voor algemeen voorkomen. En afgelopen seizoen waren er voor het eerst geiten op De Brömmels die nog te veel melk gaven om ze droog te kunnen zetten, negen om precies te zijn. “Dit jaar loopt het technisch gezien heel goed”, aldus Lars. “We komen gemiddeld uit op 1.148 liter, met 3,28 procent eiwit en 3,69 procent vet. Dat zijn elk jaar zeven kazen per geit meer dan toen ze nog 850 liter gaven. Dat is voor mij de sport: dat je ook met zeldzame huisdierrassen goede producties kunt halen.”
Weinig krachtvoer en koude opfok
De Bonte geiten in Woold moeten het doen met ruwvoer en een dagelijkse krachtvoergift van 1,2 kg die ze op de melkstand krijgen, naast een liksteen en stro. Heel hard voeren willen Bert en Lars niet, omdat het hun te duur is. Het afgelopen jaar is er wel goed ruwvoer gewonnen, vindt Lars. “Ik wil wat vochtiger ruwvoer winnen dan Bert. Hij heeft hier ooit listeria gehad en daarom wil hij vooral droog voer. Maar afgelopen jaar hebben we het gras kort gemaaid en wat vochtiger in de baal kunnen krijgen. Het was mooi voer.”De 9 hectare grasland die bij de boerderij hoort krijgt geen kunstmest of drijfmest, maar alleen vaste mest. Drijfmest is volgens Lars minder goed voor de bodem dan vaste mest. “Elke zes weken weer maak je de bodem kapot door te injecteren. De schimmeldraden, de snelwegen onder de grond, snijd je dan door. Het krijgt de tijd niet om te herstellen.” Het grasland ligt op zand- en kleigrond. De Brömmels wil de kringloop gesloten en regionaal houden. Het ruwvoer komt van eigen land, de mest gaat op eigen land, de melk wordt verwerkt tot kaas en de kaaswei gaat naar de buurman. “Transport heeft weinig toegevoegde waarde dus we houden de kringloop liefst regionaal. Zo bouwen we met elkaar wat op.”Ook de opfok liep afgelopen jaar goed. Als experiment voerde Lars de kaaswei aan de mestbokjes. Ze verloren maar één bokje. Wat ook opvalt: de lammeren krijgen een koude opfok. “Ik doe niet aan warmte”, zegt Lars daarover. “Mijn visie is: als de hokken niet te vol zijn en de buiken gevuld, dan redden ze het wel.”Met name de infectiedruk is volgens Lars een probleem in de opfok. Hij voorkomt dat door de hokken niet te vol te leggen en te zorgen voor frisse lucht. “Het is geen moderne stal en wij verwennen de lammeren absoluut niet. In april gaan ze naar buiten en na het spenen verliezen we bijna geen lam.”
Winnende kazen
In de nu vier jaar oude kaasmakerij maken Bert en Lars het meeste 5 kg Goudse harde kazen, daarnaast pecorino, een rond en iets hoger model kaas naar Italiaans recept. De tobbe is 2.000 liter groot en de kaasmakers richten zich vooral op jonge en jongbelegen kaas – belegen kaas is er ook – en dan met name kruidenkazen. “Van grassprietje tot jonge kaas duurt ongeveer een jaar. Een jaar voorfinancieren van dat grassprietje vinden we genoeg. En met een handvol kruiden erdoor kun je toch een paar euro meer vragen voor een kaas.” Bert en Lars maken ook een aantal kruidenkazen die fabrieksmatig niet te maken zijn omdat de kruiden gaan drijven boven in de wei. “Dat is bijvoorbeeld zo met pijnboompitten en olijven en die moet je er handmatig doorwerken.” Ze maken ook kazen voor een andere geitenhouder, een buffelboer en een aantal koeboeren. De eigen kazen worden afgezet in de horeca, groothandel, een groothandel in Denemarken, Landwinkels in de Achterhoek en natuurlijk in de eigen winkel. Ze maken goede kazen: vorig jaar won de bloemetjeskaas platinum bij de Cum Laude Boerenkaasverkiezingen en een paar weken geleden won de jongbelegen zilver bij de World Cheese Awards die dit jaar in Trondheim werden gehouden.
Bovenaan bij Bruinbont
De financiering van de kaasmakerij drukt nog een beetje, vertelt Lars. Hij wil de komende zeven jaar doorgaan zoals hij nu bezig is. “Tot Bert 67 is dus. Maar het werk valt hem steeds iets zwaarder, dus we moeten kijken hoe dat gaat.” Voor de periode daarna is er het idee om de winkel wat groter te maken en het assortiment uit te breiden. En de stal moet ooit eens aangepakt of vervangen worden. De camping vindt Lars te arbeidsintensief, hij ziet meer in huisjes neerzetten, zoals er al twee op het erf staan.Wat de geiten betreft wil hij het eiwitgehalte opkrikken naar gemiddeld boven 3,50 procent. “We hebben wel geiten met 3,70 procent eiwit en van hen wil ik een bok fokken.”Maar het allerliefst wil Lars bovenaan de exterieurlijst staan bij de Bonte geiten. “En dan ook hogere punten scoren dan de Witte geiten. Bonte geiten gaan de Witte geiten ooit inhalen.” En of dat nog niet genoeg is, doet Lars dat het liefst met een Bruinbonte geit. “Dat is nog iets moeilijker.”