In 2022 hadden 80 procent van de bij de NGZO aangesloten geitenhouderijen een lammersterfte percentage onder de signaleringsgrens van 10,3 procent. Dat meldt de voortgangsrapportage van het ‘Plan van aanpak welzijn geitenbokken’.
Sinds het tweede kwartaal van 2022 ligt het signaleringsgebied voor lammersterfte tussen de 10,3 en 16,5 procent. Het actiegebied is een lammersterfte boven de 16,5 procent. De gemiddelde lammersterfte in 2022 was 6,65 procent. Van de 341 bedrijven scoorde 80 procent onder de signaleringsgrens van 10,3 procent. Van de overige 20 procent viel 15 procent in het signaleringsgebied en 5 procent in het actiegebied.
Geitenhouderijen die aan een bij NGZO aangesloten melkinzamelaar leveren, moeten aan de normeringen van het KwaliGeit-programma voldoen. Dit zijn 373 bedrijven, waarvan er 341 meegenomen zijn in de berekening van het gemiddelde lammersterfte percentage van 2022. De 32 niet meegerekende bedrijven hadden een percentage van 0,00 zonder herleidbare reden. Mogelijk komt dit door een latere start of herstart, duurmelken of een onjuiste I&R-registratie. Doordat geboorte, sterfte of afvoer van lammeren binnen zeven dagen moet opgegeven worden en doodgeboren lammeren ook geregistreerd moeten worden, is een lammersterfte percentage van 0,00 in principe niet haalbaar.
Afmesten
In 2022 werd op 56 procent van de bedrijven meer dan de helft van de bokjes zelf afgemest. In het plan van aanpak is de normering voor afmesten op eigen bedrijf ingevoerd. Het doel is dat minstens 50 procent in 2024 en uiteindelijk 100 procent van de geitenhouders zelf de bokjes afmest tot minimale geschiktheid voor menselijke consumptie. Dit is minimaal 14 dagen en 21 dagen binnen stimuleringsprogramma DGZK.
Opgenomen in KwaliGeit
Het programma ‘Plan van aanpak welzijn geitenbokken’ werd in november 2017 door vertegenwoordigers van LTO Nederland en de NGZO aangeboden aan het ministerie van LNV. Sinds 1 januari 2018 is een normering voor lammersterfte opgenomen binnen het kwaliteitssysteem KwaliGeit. Geitenhouders zijn verantwoordelijk voor het sterftepercentage van alle op het bedrijf geboren lammeren tot deze 21 dagen oud zijn, ook wanneer lammeren afgevoerd worden of ergens anders verblijven.