Dankzij de extra aandacht voor de genetica van zijn kudde is de Franse geitenhouder Éric Bilheu erin geslaagd de individuele prestaties van zijn geiten te verbeteren, net als hun exterieur en levensduur. Het vergt veel geduld, maar dat werd vorig jaar beloond met de trofee ‘Saanen-genen van de toekomst’.
Éric Bilheu begon in 1987 samen met zijn broer het geitenbedrijf op het ouderlijk bedrijf in La Chapelle-Sint-Laurent in het departement Deux-Sèvres. Hij wist niets van geiten houden en volgde een handvol trainingen. “De eerste jaren waren niet gemakkelijk”, herinnert hij zich. “Tegenwoordig zijn jongeren gelukkig beter opgeleid als ze beginnen.”De passie voor de geitenhouderij en het fokkerijvirus kregen hem al snel te pakken. Die passie is vorig jaar beloond met de gouden trofee ‘Gènes Avenir Saanen’ (Saanen-genen van de toekomst), uitgereikt door CapGènes, de Franse geitenki-organisatie.
Bij de hoofdfoto: Geitenhouder Éric Bilheu, winnaar van de Gènes Avenir-trofee, houdt samen met zijn medewerkster de prestaties van de dieren nauwlettend in de gaten.
Profiel: Geitenbedrijf Bilheu
Personalia: Éric Bilheu en medewerker Laura Bigot runnen het bedrijf in La Chapelle-Sint-Laurent in het departement Deux-Sèvres.
Bedrijf: Er zijn 300 melkgeiten die 335.000 kg melk produceren. Er hoort 55 ha grond bij het bedrijf.
Nevenactiviteiten: In 2023 won Bilheu de Franse prijs voor beste genetica, de Gènes Avenir Saanen-trofee.
Altijd melkcontrole
Op het familiebedrijf stonden oorspronkelijk zoogkoeien, later kwamen daar een geiten- en een tuinbouwtak bij. Tot 2018 telde de maatschap vier partners: Éric Bilheu, zijn broer, schoonzus en nichtje. Toen zijn broer en schoonzus met pensioen gingen, werd de boerderij gesplitst. Éric behield de geiten en 55 hectare land. Daarnaast houdt hij vaarzen, maar zoogkoeien zijn er niet meer.
Na de splitsing van het bedrijf werkte de geitenhouder een jaar alleen, om vervolgens op zoek te gaan naar medewerkers. Een jaar lang werkte hij met verschillende medewerkers via een uitzendbureau tot hij Laura Bigot als leerling op zijn bedrijf kreeg. Inmiddels is zij de vaste medewerker. De verstandhouding tussen de twee is uitstekend en ook zij is besmet geraakt met een passie voor geitenfokkerij en genetica.
“Vanaf de start van het geitenbedrijf heb ik deelgenomen aan melkcontrole, en sinds 1992 ben ik verbonden aan ki-organisatie CapGènes voor het opzetten van het Gènes+ programma, tegenwoordig Gènes Avenir. Ik heb altijd kunstmatige inseminatie ingezet, om twee redenen: zo hoef ik geen dieren aan te voeren, wat een risico voor de diergezondheid kan zijn, en heb ik toegang tot een groot aantal bokken waarmee ik mijn veestapel kan verbeteren.”
140 geiten voor ki
In de beginjaren liet Bilheu de geiten buiten het seizoen insemineren en had hij een lammerperiode in november. Maar de resultaten vond hij niet bevredigend. “Nu de geiten in het seizoen worden geïnsemineerd, zijn de drachtresultaten beter en is het aantal lammeren met potentie groter.” Elk jaar laat de geitenhouder 140 geiten insemineren en 160 op natuurlijke wijze dekken door ki-bokken.
Bilheu wil de beste genetica selecteren en hij hecht veel belang aan afstammingslijnen. Hij noteert de vader en moeder van elk lam. Om zeker te zijn van de vader zet hij slechts één bok bij een groep geiten. Zo’n tien tot vijftien dagen duurt het melken een kwartier langer omdat Bilheu hiervoor groepen moet maken. Tijdens de lammerperiode blijft hij doorlopend in de buurt van de geiten om zeker te weten wie de moeder is. Dat kost allemaal veel tijd, maar voor Bilheu zijn de voordelen groot. “Ik ken met zekerheid de vader en moeder van elk nieuw geboren lam.”
Kleurcode voor elke groep
De geitenstal is zo opgezet dat er gemakkelijk groepen gemaakt kunnen worden met hekjes. “Per groep hebben de geiten een andere kleur halsband: rood voor geiten en lammetjes die in het ki-programma meedraaien, groen voor bokmoeders en hun bokjes. Een dier dat uit het hok springt, kan snel worden geïdentificeerd aan de hand van die halsband.” Maar de hekken zijn hoog en het is slechts één keer gebeurd dat een dier eruit sprong.
Kunstmatig geïnsemineerde geiten worden acht dagen van de andere gescheiden. Daarna worden de groepen gemengd voor de terugkomers, met één bok per 35 tot 40 geiten. De lammeren zitten in groepen van twintig. In 2022 testte Bilheu het ‘sponsen en bok-protocol’ op 36 geiten en was tevreden met de resultaten. De helft van de geïnsemineerde geiten volgde in 2023 dit protocol.
Jaarlingen geven 100 gram meer
Tegenwoordig ligt de melkproductie in lijn met de doelstellingen van Bilheu. De geitenhouder concentreert zich nu op het verhogen van de gehaltes. De bouw van het dier en de invloed die dat heeft op de levensduur van de geiten is ook een belangrijk paringskenmerk. “Met de nieuwe paringssoftware is het tegenwoordig gemakkelijker om de beste combinaties te vinden op basis van je doelstellingen. De geiten die net aan hun lactatie begonnen zijn, zijn prachtig en ze produceren 100 gram melk meer dan die van het jaar ervoor.” Bilheu en Bigot waarderen de kwaliteit van de voor- en achteraanhechting van de uier en de hoogte van de uierbodem. Welke geiten geïnsemineerd worden, bepaalt Bilheu met behulp van melkcontrolegegevens op basis van indexen, exterieur en eerdere fokresultaten. Voor bokken streeft hij naar dieren met het hoogste genetische niveau, indien mogelijk geïndexeerd. “Ik houd veel lammeren aan voor de fokkerij, zeker alle lammeren van kunstmatige inseminatie. Het is altijd moeilijk om te kiezen welke ik verkoop, ik wil geen afscheid van ze nemen en hun potentieel missen”, legt Bilheu uit.
In aanvulling op de melkcontrolegegevens over zeven melkbeurten, noteert Bilheu elke ochtend en avond de hoeveelheid melk in de tank en houdt op Excel-sheets de productie van het koppel bij. “Zo kunnen we onze prestaties van dag tot dag vergelijken en van jaar tot jaar. Dit jaar produceren we gemiddeld 200 gram meer melk per geit per dag dan vorig jaar, met hetzelfde aantal lactatiedagen. Dit komt niet enkel door betere genetica. Het is waarschijnlijk deels te danken aan de toevoeging van kwalitatief goede luzerneschillen aan het rantsoen. Ik heb misschien ook de hoeveelheid krachtvoer wat sneller verhoogd na gezondheidsproblemen aan het begin van het jaar.”In 2022 lag de gemiddelde productie op 1.155 kg melk per geit in 290 lactatiedagen, met 3,27 procent eiwit en 3,48 procent vet.
Trots op bokmoeders
Elk jaar verkoopt de geitenhouder 160 vrouwelijke dieren aan een fokker en aan Chevrettes de France, het opfok- en verkoopbedrijf voor Alpine- en Saanen-lammeren met een hoog genetisch potentieel en afkomstig van bedrijven die zich houden aan het Capgènes-selectieprogramma. Zo’n 110 lammeren houdt Bilheu aan voor vervanging en ongeveer 30 mannelijke dieren houdt hij aan en verkoopt die als fokdier. De overige bokken gaan naar een mester.
Het vergt discipline en geduld om het genetisch potentieel en de prestaties van een veestapel in de loop der jaren te verbeteren. Bilheu vertelt enthousiast: “Naast de resultaten op de boerderij voel ik me trots als geiten worden uitgekozen als bokmoeders en als ze naar het CapGènes-centrum gaan. Dat gevoel wordt nog groter als een dier wordt opgenomen in de catalogus.”
Minder droogzetten en minder aflammingen
Natuurlijk is genetica niet alles; de dieren moeten nog steeds de kans krijgen om hun potentieel tot wasdom te laten komen. Het rantsoen op de piek van de lactatie, als de geiten gemiddeld 4,8 kg melk produceren, bestaat uit 900 gram luzernehooi, 1,2 kg luzernekuil, 2 kg geitenbrok en 240 gram eiwitbrok.Het droogzetten duurt een week, met een geleidelijke vermindering van krachtvoer tot 100-200 gram per geit, en eenmaal daags melken. Ongeveer dertig niet-drachtige geiten hebben afgelopen winter hun lactatie voortgezet om hun genetisch productiepotentieel te behouden. Dit aantal kan de komende jaren toenemen. Bilheu wil het aantal aflammingen de komende seizoenen verminderen, waarbij alle geiten die na drie keer insemineren niet drachtig zijn, zullen worden duurgemolken.
Élodie Aumont, referentietechnicus bij CapGènes
“Éric Bilheu begon met een veestapel waar weinig van bekend was. Nu zijn de indexen voor zijn kudde 119 voor CPI (Caprine Production Index, een maat voor genetische vooruitgang voor allerlei productie-eigenschappen) en 102 voor CMI (Caprine Morphological Index, een combinatie van exterieurkenmerken; een hoge score duidt op optimale genetische vooruitgang voor de uier). 100 is het gemiddelde van de geïndexeerde populatie.
De gouden Gènes Avenir Saanen-trofee beloont de vooruitgang bij de melkgeiten en bokken van Bilheu. Gemiddeld biedt hij elk jaar veertien bokmoeders aan voor ki-dekking en tien jonge bokken van Bilheu staan momenteel in de catalogus van CapGènes. De criteria voor de trofee zijn: jaarlijkse deelname, het percentage bokmoeders geselecteerd voor ki, bokken getest op nakomelingen en aangeboden voor openbare fokkerij, veranderingen in de genetische waarde van de kudde over vier jaar van zowel productie als uierbouw.
Tekst: Virginie Hervé-Quartier, vrij vertaald uit La Chevre Foto’s: Virginie Hervé-Quartier