Hoe zorg je ervoor dat het voor jouw dieren berekende rantsoen op de meest efficiënte manier voor de geit terechtkomt en door haar kan worden opgenomen? Geitenspecialisten geven hun beste tips.
Je hebt het vast eens gehoord, er bestaan wel vijf rantsoenen: het berekende, geladen, gevoerde, gegeten en verteerde rantsoen. De voerspecialist berekent zorgvuldig een maatwerkrantsoen op basis van het ruwvoer waarover jij beschikt en waarmee jouw geiten optimaal moeten kunnen presteren. En jij doet je best om dat rantsoen voor de geiten te brengen. Waar kan het dan nog misgaan? Geitenspecialisten Jette Staaks van Havens Voeders en Ruud Donderwinkel van Gebrs. Fuite, alsook adviseurs van Geitengilde Erik Koldenhof (ABZ De Samenwerking), Erik Jansen Holleboom (Zuid-Oost Salland), Dirk-Jan Vonk (Vonk) en Koert Kuizenga (AgruniekRijnvallei), zetten de randvoorwaarden op een rij om het berekende rantsoen op de best mogelijke manier voor de geit te krijgen en door haar te laten opnemen – of je het nou relatief eenvoudig houdt met kuil(balen) met brok, of een tmr-rantsoen met drie verschillende graskuilen en allerlei bijproducten.
Tip 1: zonder broei
Voor de geit begint alles bij smakelijk voer. Logisch ook: dan vreet ze voldoende, kan er goed melk van geven en dat merk jij in de portemonnee. De geitenspecialisten beginnen direct over broei. Om broei bij een open kuil te voorkomen, adviseert Staaks een voersnelheid van minimaal 1 meter per week. “En zorg ervoor dat het losse voer voor de kuil opgeruimd wordt.” Met 1 meter moet je hem inderdaad koud kunnen houden, vindt Koldenhof. Het liefst zien de specialisten een snelheid van 1,5 tot 2 meter per week. Om voersnelheid te houden maak je de kuil dus liever niet te hoog.
Ontstaat er toch broei in de kuil, gooi dat voer dan weg, de geiten kunnen er diarree van krijgen. “En voer de voersnelheid op of breng de druk op de kuil omhoog totdat je hem onder controle krijgt. Je kunt ook de kuil aan de andere kant openmaken”, aldus de adviseurs van Geitengilde.Of de toplaag van de kuil, het snijvlak of het rantsoen behandelen met zuur. Staaks: “Er zijn broeiremmers om de kuil mee te behandelen en broeiremmers om toe te voegen aan het rantsoen. Een mooi voorbeeld van die laatste is een broeiremmer op basis van kaliumsorbaat. Dit is een gebufferd zuur in poedervorm. Dit maakt het gemakkelijker en veiliger in gebruik. Een zuur dat niet gebufferd is, is vaak erg agressief en kan ook de voermengwagen beschadigen.’’
Tip 2: goed mengen
Als je voer mengt, is goed mengen belangrijk voor de smakelijkheid en opname ervan. Staaks legt uit: “Een geit kan bij een goed gemengd rantsoen minder selecteren en ze zal een gelijkmatige voeropname over de dag hebben. Het toevoegen van een bijproduct zoals perspulp of bierbostel kan hierbij voor ‘plak’ en een homogener rantsoen zorgen. Zo kan de geit het uitgerekende rantsoen efficiënt inzetten.”Bij rantsoenen die bestaan uit één soort gras en brok is mengen natuurlijk minder van belang. Donderwinkel: “Die kun je gemakkelijk over elkaar heen voeren. Een dure voermachine is in dat geval niet nodig. Dat geldt ook als je balen of pakken aan het voerhek zet – vanuit kostenoogpunt is dat goed, al heeft het diertechnisch gezien niet mijn voorkeur.”
Om het belang van mengen nog eens te benadrukken zegt Kuizenga: “Je moet heel hard mengen, zeker dertig rotaties per minuut. Anders ben je meer aan het roeren dan mengen.” “Je kunt ook te lang mengen”, meent Donderwinkel. “Als het voer er als ronde ballen uitrolt, was het duidelijk te lang.” Om te controleren of je goed en egaal mengt kun je een schudbox inzetten. “Als er aan het begin en einde van de voergang verschil zit in de lengte van het voer of het aandeel brokjes, dan moet je misschien meer mengen”, adviseert Koldenhof. Kort, gehakseld gras is beter te mengen dan lang voer.
Over de volgorde van mengen van de verschillende producten zegt Jansen Holleboom: “In de regel meng je van lang naar kort en van licht naar zwaar.” Donderwinkel adviseert om te mengen van kleine naar grote hoeveelheden. En brok misschien als laatste toevoegen. “Maar je moet zelf een beetje uitvinden wat werkt.” De specialisten erkennen ook: hoe hard we ons best ook doen, geiten blijven meesters in ontmengen.
Tip 3: meerdere voermomenten
Zorg bij voorkeur voor meerdere voedermomenten verdeeld over de dag. Het voer blijft vers en geiten worden elke voerbeurt getriggerd om op te staan en te komen vreten en nemen meer op. “Bovendien trekken geiten bij meermaals voeren minder snel het voer de pot in”, weet Staaks.
Donderwinkel adviseert tot maximaal vijf keer per dag voeren. “Te vaak voeren kan de rust in de stal verstoren.” Vonk is van mening: hoe vaker, hoe liever. “Al zal ieder kwartier voeren niet veel meer toevoegen. Maar hoe meer porties, hoe minder verzurend het voer op de pens inwerkt. En in de pens geldt: hoe vlakker, hoe beter.”
Koldenhof ziet wel wat in het maken van een plan voor het aantal voermomenten op een dag. “Waarschijnlijk wil je dat de voergang voor het melken leeg is, anders werkt het melken niet zo fijn. En ’s nachts wil je rust in de stal. Plan de voermomenten dan daarop in.”
Tip 4: water aanbieden
Zorg te allen tijde voor vers en schoon drinkwater. Dat is minstens zo belangrijk als ruwvoer. Water is nodig voor het transport van voedingsstoffen in de geit – het dier bestaat voor meer dan 60 procent uit water, geitenmelk zelfs voor 87 procent. “Een melkgevende geit heeft 6 tot wel 15 liter water per dag nodig, afhankelijk van de productie en het weer. Bij hoge temperaturen kan de behoefte stijgen tot wel 20 liter per dag”, aldus Staaks. Donderwinkel vult aan: “Zorg dat geiten gemakkelijk bij het water kunnen. Als ze moeten vechten om water, daalt de voeropname.”
Tip 5: geiten actief en gezond houden
Met vaker voeren houd je de geiten actief, maar je kunt geiten ook op andere manieren naar het voerhek halen. Door vaker aan te vegen, of te laten vegen door een robot, of door brok apart over je rantsoen te verstrekken. Voordeel daarvan is ook dat de brok droog verstrekt wordt en dus intact blijft.Om de geiten actief te houden is hun gezondheid natuurlijk belangrijk, met name de klauwgezondheid. Geiten met slechte klauwen gaan minder vaak naar het voerhek om voer op te nemen. Staaks noemt ook overbezetting in de stal: “Overbezetting leidt tot stress, verminderde opname en slechtere gezondheid.”
Tip 6: voldoende vreetplaatsen
Idealiter is er voor iedere geit een vreetplaats. “De regel luidt: drie geiten per strekkende meter”, weet Donderwinkel. Als je die ruimte niet helemaal hebt, moet je wellicht nadenken hoe je voert. “Verstrek je brok apart terwijl er niet voor iedere geit een vreetplaats is, dan krijgt de geit die niet aan het voerhek staat waarschijnlijk weinig of geen brokken.”
Tip 7: accepteer restvoer
Economisch gezien heeft een geitenhouder het liefst 0 procent restvoer, in de praktijk zien de specialisten tussen 2 en 5 procent bij gemengde rantsoenen. Op bedrijven waar ook een andere diersoort aanwezig is, wordt over het algemeen meer restvoer geaccepteerd. Weinig tot geen restvoer kan volgens Staaks een teken zijn dat er geiten zijn die behoefte hebben om te vreten maar dat niet kunnen. “Op den duur kan dit leiden tot conditie- en productieverlies.”Donderwinkel zegt: “De regel is dat je 5 procent restvoer moet accepteren. Voer je met een voerrobot dan mag dat misschien wel minder zijn.” Om te weten wat 5 procent is, moet je het rantsoen en het restvoer een keer wegen zodat je vervolgens kunt inschatten of het 5 procent is. “Stel dat het elke dag om een kruiwagen restvoer gaat, dan moet je je bij twee kruiwagens afvragen wat er mis is. Houd daarbij in gedachten dat de voeropname schommelt”, zegt Donderwinkel, “in de winter vreten geiten meer, bij warm weer is de opname lager. En ook maakt het verschil hoe lang het voer er al voor ligt. Is dat al 24 uur en dan ook nog bij zomers weer, dan is dat voer opgedroogd. Het kan dan maar zo zijn dat je een rantsoen voerde met 40 procent drogestof, maar dat het restvoer 60 tot 70 procent drogestof bevat.”Omdat de voeropname per dag wisselt en de hoeveelheid restvoer dus ook varieert, adviseert Kuizenga om het restvoer zelf te beoordelen. “Schud het uit en kijk eens goed wat erin zit. De producten in het restvoer moeten in dezelfde verhouding voorkomen als in het rantsoen dat je voert.”
Tip 8: voorkom ‘in de pot trekken’
Er zijn verhalen van geitenhouders waar de werkelijke voeropname significant lager is dan gedacht doordat de geiten het voer door het voerhek in de pot trekken. “Er wordt waarschijnlijk altijd een deel door het hek de pot in getrokken. Soms heb je het te accepteren, bij volle stallen bijvoorbeeld”, zegt Vonk. Zorg ervoor dat de geiten op een plezierige manier bij het voer kunnen en mest potten op tijd uit. Ook het voeren van korte, gehakselde producten en goed mengen van het voer kan te veel versmeren voorkomen. “Voor geiten heb je het voer niet snel te kort”, vindt Koldenhof.Een volle pot kan ertoe leiden dat geiten op de rand gaan staan en dat er mest van de klauwtjes in het voer valt. “Dat is niet bevorderlijk voor de opname”, zegt Donderwinkel. Mest dus ook daarom op tijd uit.
Tip 9: coating op de vloer
Een gecoate voergoot zien de specialisten graag. “Aan een betonnen ondergrond komt heel snel een lucht, zeker als je een natter rantsoen voert, en daar heeft een geit een hekel aan. Dat kan echt een serieus verschil in opname betekenen.” Donderwinkel weet dat een ruw vloeroppervlak voor de gevoelige neus van de geit ook niet prettig is om van te eten. Bovendien heeft een gladde of gecoate vloer als voordeel dat voer minder gemakkelijk aankoekt.
Tip 10: onderhoud de (meng)voerwagen
Het rantsoen goed mengen kan alleen met een goed werkende mengwagen. Zorg dat de messen scherp zijn, en ijk af en toe de weeginrichting. “En zorg dat ’ie schoon is”, tippen de specialisten van Geitengilde. “Dat geldt voor alle voermachines. Verwijder schimmel op de band en in de dode hoeken. Als zo’n brok verschimmeld voer ineens in het voer valt, kunnen de geiten er diarree van krijgen.”
Tip 11: uniforme groepen
Om het voer bij de geit te brengen die er het meest mee kan, adviseren de specialisten van Geitengilde om zo uniform mogelijke groepen te maken. “De kleinste groep is een groep van één. Hoe kleiner de groepen, hoe beter je met het rantsoen kunt sturen.”
Tip 12: langzame wissel
Doe een kuilwissel langzaam. Staaks: “Zowel de geit zelf als haar verteringsstelsel heeft tijd nodig om aan een nieuwe kuil te wennen. Meng de kuil langzaam in bij de oude, en bouw dit langzaam op. Een acute wissel drukt de voeropname.”
Tot slot
Een geit houdt van rust en regelmaat. Die wil het liefst alles altijd hetzelfde. Dus als je met je rantsoen elke keer op het randje zit en veel moet bijsturen… die geit zit er niet op te wachten. Probeer ook de dagindeling zo mogelijk hetzelfde te houden. “Hou het saai!”, tippen de specialisten.