Salmonella type B en D vastgesteld op melkgeitenbedrijven

De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft met pathologisch onderzoek salmonellose vastgesteld in geitenlammeren van twee melkgeitenbedrijven. Dat meldt GD in het Veekijker Nieuws van juli.

In het ene geval betrof het een inzending van geaborteerde vruchten waarbij in enkele lammeren aanwijzingen waren voor sepsis (bloedvergiftiging) door Salmonella spp. type D. Onder type D valt onder andere S. Dublin, een salmonellavariant die regelmatig bij runderen voorkomt. Bij navraag bleken de geiten die aborteerden gehuisvest te zijn naast vleeskalveren. De opfok van jonge geiten van dit bedrijf vindt plaats op een externe opfoklocatie, waar enkele weken na de eerste abortusgevallen ook salmonellose werd vastgesteld. Ook hier werd opnieuw Salmonella spp. type D vastgesteld.

Ernstige darmontsteking

Op het tweede bedrijf werd in een lam van enkele dagen oud een ernstige darmontsteking vastgesteld door Salmonella spp. type B. Door deze ontsteking kunnen delen van de darm afsterven (necrotiserende enteritis). Salmonella Typhimurium is een bekend serotype dat onder groep B valt. Eerdere uitbraken van salmonellose op melkgeitenbedrijven waren vaak ook gerelateerd aan S. Typhimurium. Op dit bedrijf brak salmonellose uit aan het eind van de aflamperiode. Lammeren hadden overwegend diarree en groeiden niet. In een groep van honderd lammeren gingen twintig dieren binnen zeven dagen dood. De overige lammeren reageerden goed op de ingestelde behandeling met antibiotica. Op dit bedrijf wordt mest aangevoerd en opgeslagen van rundvee- en varkensbedrijven.

Insleep voorkomen

Het voorkomen van Salmonella spp. op melkgeitenbedrijven lijkt enigszins vergelijkbaar met het voorkomen op rundveebedrijven. De ernst van de klinische verschijnselen kan sterk variëren van subklinisch tot hoge uitval onder lammeren. De aanpak om een uitbraak te beëindigen gaat vaak gepaard met langdurig antibioticagebruik. In sommige gevallen blijkt antibiotica niet toereikend. Zeer zelden wordt salmonellose vastgesteld bij volwassen geiten. Aanvoer van dieren en mest worden gezien als de belangrijkste risicofactor voor insleep.