Hoe pak je CAE aan als de besmettelijke hersen- en gewrichtsaandoening bij jouw dieren is vastgesteld? Daar is geen eensluidend antwoord op – de beste aanpak verschilt per geitenhouder, bedrijf en situatie. En weet: het hoeft niet het einde van je bedrijf te betekenen, het ís mogelijk om rendabel te draaien met een CAE-besmetting.
Er zijn voorbeelden van: bedrijven die al tien jaar gunstige bedrijfsresultaten neerzetten terwijl er bij de geiten een CAE-infectie is vastgesteld. Maar eerlijk is eerlijk: niet alle gevallen zijn zo rooskleurig. Geitengezondheid-experts vinden CAE een lastige ziekte om over te adviseren. Zo hangt het ervan af in welke mate de ziekte in het koppel voorkomt en de ernst ervan, en van de (on)mogelijkheden die de locatie en bedrijfsvoering bieden. “Het is echt maatwerk”, zei Karianne Peterson van Royal GD op het Geitencollege ‘De impact van CAE’ van Gijs, de voer- en adviesorganisatie Gelre IJsselstreek. “De ziekte heeft een enorme impact op de betrokkenen en je raakt CAE niet zomaar kwijt uit je veestapel.”
Veel varianten
De Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) rapporteert het voorkomen van CAE vooral in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Azië en Oceanië. In Nederland is het aantal bedrijven dat jaarlijks positief op CAE test redelijk stabiel weet Peterson, en dat aantal daalt. Het aantal ‘tegenvallers’, zoals de specialist een ontdekte besmetting in een voormalig gecertificeerd koppel noemt, beslaat jaarlijks nog geen handvol. Het merendeel van de Nederlandse geitenbedrijven is dubbel gecertificeerd.CAE staat voor caprine (geit) arthritis (gewrichtsontsteking: dikke knieën) encefalitis (hersenontsteking). Er bestaan verschillende stammen waarvan type B het meeste voorkomt. Type C is gevonden in Noorwegen, type D in Zwitserland en type E in Italië. Onder type B vallen verschillende subtypen van het virus (B1-B5).
Besmetting via vocht
Hoe een CAE-besmetting op een bedrijf komt, wordt vaak niet bekend. Volgens dierenartsen – waarvan er vele op de CAE-dag waren afgekomen – kan de aanvoer van dekbokken wel eens het grootste risico zijn. Het virus kan worden overgedragen via lichaamsvloeistof, zoals biest/melk, sperma, speeksel en vooral via vochtdruppels in uitgeademde lucht. Peterson: “Doordat het virus in uitgeademde lucht zit kan het binnen 2 meter rondom de geit terechtkomen.” Veel verder niet, want het virus is te groot om in de kleinere vochtkernen te zitten die verder dan 2 meter verspreid kunnen worden. Haar advies is daarom om minimaal 2 tot 3 meter afstand te creëren tussen geïnfecteerde en niet-geïnfecteerde geiten in de stal. “De voergang maakt het goed mogelijk dit praktisch in te vullen”, zegt Peterson. “Een pot aan de buitenkant van de stal kan voldoende afstand creëren. Zet daar de groep geïnfecteerde geiten of geiten die het grootste besmettingsgevaar vormen.” Verder kun je met schotten voorkomen dat de geïnfecteerde en niet-geïnfecteerde dieren richting de melkstal contact met elkaar hebben. Melk de groep geïnfecteerde dieren het laatst.De grootte van het koppel heeft invloed op de snelheid van verspreiding van het virus. Bij meer dan vijftig dieren in een groep kan één geïnfecteerd dier binnen een dag al twee andere dieren besmet hebben, zo toonde onderzoek bij schapen aan. “In grotere groepen die binnen staan, wordt het virus sneller verspreid”, legt Peterson uit, “simpelweg omdat geïnfecteerde geiten daar meer soortgenoten op een kleiner oppervlakte tegenkomen.”
Verloop wisselt
CAE kent verschillende uitingsvormen. Welke vorm er ontstaat hangt af van de plek waar op dat moment het afweerapparaat aan de slag moet. Peterson legt uit: “Stel dat een geit als lam gewrichtsontsteking heeft, dan zal het afweerapparaat zich daarop richten en het CAE-virus, dat zich in een witte bloedcel ophoudt, daarnaartoe transporteren. Het virus komt dan daar uit de witte bloedcel vrij en wordt herkend door het afweerapparaat. Dat komt in actie, wat resulteert in een ontstekingsreactie die schade kan aanrichten.” Dit proces kan op gang komen door acute problemen maar ook maanden tot jaren sluimeren. Een geit kan gelijktijdig meerdere uitingsvormen van CAE ontwikkelen.
De tijd die verstrijkt tussen de besmetting met CAE en de eerste klinische symptomen van de ziekte, de incubatietijd, varieert van maanden tot jaren. Peterson: “Het kan zo een paar jaar duren voordat CAE zich echt zet in een koppel. Meestal zien we na drie tot vier jaar de eerste verschijnselen. Een eerstejaars geit zal nog geen verschijnselen laten zien en waarschijnlijk het virus ook niet uitscheiden. Kun je bij eerstejaars of nog jongere dieren CAE aantonen, dan is de kans groot dat zij op hun eerste levensdag al besmet zijn geraakt.” Overigens heeft testen bij dieren jonger dan zes maanden geen zin. De kans dat er voldoende afweerstof is aangemaakt om aan te tonen is klein.Maar ook op dit punt reageert het virus wisselend, weet de specialist. “Het speelt mee of het lam of de geit bij haar besmetting slechts een snufje meekrijgt of dat ze onder een flinke virusdouche is gezet. In dat laatste geval kun je eerder al verschijnselen zien.”
Drie fasen
Die verschijnselen komen in drie fasen:Fase 1 – Als een geit geïnfecteerd raakt met CAE is er in eerste instantie niets aan haar te zien. “Met dergelijke geiten kun je prima draaien”, weet Peterson.Fase 2 – Na verloop van tijd gaat de geit minder melk geven, dat is meestal het eerste symptoom van de CAE-besmetting. “Ook met dieren in deze fase van het ziekteverloop kun je vaak best boeren.”Fase 3 – Verder in het ziekteproces ontwikkelt een geit meer verschijnselen van CAE: uier-, gewrichts- en/of longproblemen. Een enkeling gaat dood. Peterson: “Veel van de dieren die in deze fase zitten, zullen worden afgevoerd vanwege voornamelijk verminderde melkproductie of andere gezondheidsproblemen.”
Stress is een versneller
Na een besmetting met CAE kan het optreden van verschijnselen versnellen als de dieren stress ondervinden. Immers, het afweerapparaat wordt bij stress geactiveerd. Rits zijn, een bok bij de dieren zetten, hoogzwanger zijn, aflammeren, uitmesten, vaccineren, klauwbekappen, rantsoenwissel, groepswissels – het veroorzaakt allemaal stress bij een geit. “Geitenhouders zien het vaak wel”, zegt Peterson. “Na het klauwbekappen bijvoorbeeld geeft een dier soms minder melk of lijken ze ineens te kreupelen en vallen de dikke knieën op. Als je stressmomenten kunt verminderen of voorkomen, zal de infectie minder snel sterk de kop opsteken.”Een van de dierenartsen zegt tijdens de groepsdiscussie dat groepswissels voor CAE een trigger zijn. “Dat veroorzaakt echt veel onrust bij geiten. Het kan tot wel tien dagen duren na een groepswissel voordat ze naar hun eigen gedragspatroon zijn teruggekeerd.”
Pieterjan Bakker, fundamenteel nutritionist bij Gijs wijst op de dagelijkse stressmomenten. “Onregelmatigheid in je werkzaamheden zoals twee uur later voeren dan normaal gesproken, of onvoldoende ruimte aan het voerhek, kunnen stress bij de geit veroorzaken.” Ook noemt hij onverwachte stressmomenten: hittestress, koudestress of het optreden van blauwtong, die het immuunsysteem activeren. Bakkers tip: “Maak een jaarplanning. En hou je eraan. Voorkom bijvoorbeeld dat klauwbekappen en de Q-koortsvaccinatie in dezelfde week gebeurt en zo een enorme stresspiek plaatsvindt.”Ook geiten over de kop voeren levert stress, zogenoemde oxidatieve stress. Bakker: “Ze worden dan eerder ziek en een CAE kan dan de kop opsteken. Een rustig rantsoen kan deze stress vermijden.” Om volledig te zijn voegt Bakker nog toe dat het belangrijk is ziektes buiten de deur te houden. “Dan gaan de monocyten niet aan het werk en komt de ziekte minder tot uiting. Zo versnel je het ziekteverloop niet.”Rust, reinheid en regelmaat, daar komt het dus, ook in de bestrijding van CAE, op neer.
Goed draaien met CAE
Dierenarts Peterson van Royal GD legt uit dat het virus buiten het dier kort kan overleven, ongeveer een uur, bij een hogere temperatuur en luchtvochtigheid iets langer. “Om verspreiding tegen te gaan is het aan te raden om in verschillende afdelingen andere laarzen en overalls aan te trekken.” Dat geldt ook voor het gescheiden houden van jonge en oudere dieren, van jong naar oud de werkzaamheden uitvoeren en geen restvoer van verdachte of besmette diergroepen naar onverdachte vrije groepen verslepen. Biest en melk vormen een bekende verspreidingsroute. Peterson waarschuwt: “Biest wordt nooit vrij van CAE. Er is nog geen behandelmethode bekend die biest en melk 100 procent veilig maken.”
Op bedrijven met CAE zijn potentieel goede resultaten mogelijk. Nutritionist Bakker bekeek de resultaten van klanten van Gijs waarvan bekend is dat er recent of al langere tijd een CAE-besmetting heerst. Hij berekende dat de geiten op een bedrijf met CAE 7 tot 20 procent (gemiddeld 9,2) minder melk met 4,5 tot 17,6 procent (gemiddeld 7,8) minder kg vet en eiwit. “Op 15 procent van de bedrijven die met CAE besmet zijn, bereiken de geiten 100 kg vet en eiwit.” Bakker voegt onmiddellijk toe dat dit wel afhangt van hoe oud de geiten worden. “Het voersaldo is op besmette en niet-besmette bedrijven redelijk gelijk, maar de besmette bedrijven hebben vaak hogere kosten voor bijvoorbeeld vervanging.”Ook Peterson benadrukt dat er goed kan worden gemolken als er CAE onder de geiten heerst, als je alles maar egaal en rustig houdt. “Het duurt vaak vijf jaar voordat er invloed merkbaar is op de resultaten en er dus financiële gevolgen zijn.”
Positief getest
Kees en Gerda van Dijk, die sinds bijna vier jaar weten dat hun geiten CAE hebben – bij een test bleek 75 procent van de bloedmonsters positief –, besloten om door te zetten. Zij passen enkele extra maatregelen toe. Zo vangen ze de lammeren op in schone bakjes en ontsmetten de navel tweemaal. De lammeren krijgen biest van eerstejaars geiten. Geitenbiest is dan wel een mogelijke verspreidingsroute van CAE, weet Kees van Dijk, maar: “De kans is klein dat eerstejaars geiten CAE hebben en uitscheiden. We geven liever biest van eigen geiten, omdat onze ervaring is dat we er met enkel kunstbiest te weinig antistoffen in krijgen.” Ze geven kunstbiest erbij als de brixwaarde van de geitenbiest laag is.Volgens Peterson kun je inderdaad wel geitenbiest geven, al blijft dat een risico, ook met het oog op de verspreiding van andere ziektes dan CAE. “Als je de opfok goed apart opvangt, is de kans op CAE in de biest van eerstejaars geiten niet groot.” De jonge dieren bij Van Dijk komen tot 2,5 jaar niet in contact met oudere dieren.
De resultaten bij Van Dijk zijn op dit moment heel goed. Ze melken 105 kilogram vet en eiwit met nog geen 60 kg krachtvoer per 100 kg melk. 92 procent van de geitlammetjes die worden geboren, wordt melkgeit.
Peterson is stellig: als er eenmaal CAE op je bedrijf is aangetoond, word je nooit meer helemaal vrij. Zelfs al doe je ‘test en cull’ – oftewel middels testen de besmette dieren opzoeken en afvoeren van je bedrijf – dan nog kom je vrijwel nooit van een CAE-besmetting af.Op Franse geitenbedrijven hoort CAE er bijna standaard bij. Of we die situatie ook hier zullen krijgen betwijfelt Peterson: “Dat hangt ervan af hoe bedrijven blijven draaien. Nu kiest de gemiddelde Nederlandse geitenhouder ervoor om CAE zo goed mogelijk aan te pakken omdat zo’n bedrijf economisch wat minder gaat draaien.”
Maatwerk
Het middagprogramma van het Geitencollege stond in het teken van gezamenlijk bespreken hoe je CAE kunt aanpakken en ermee om kunt gaan. Er bestaat niet één juist antwoord of vastomlijnd plan van aanpak – per bedrijf en situatie kan dat verschillen. De aanpak hangt onder andere af van de algehele diergezondheid, het aantal dieren dat besmet is en in welke leeftijd, het productieniveau en de ruimte die er op een bedrijf bijvoorbeeld is voor het gescheiden houden van (jonge en oudere) dieren.In het verleden was het devies om bij een besmetting de veestapel te vervangen. Financieel gezien is dat op dit moment meestal niet haalbaar. Een aanwezige geitenhouder merkte op dat het aanschaffen van een vrije koppel geen nut heeft als die koppel morgen toch weer positief kan worden. Immers, vaak is onduidelijk hoe een bedrijf besmet is geraakt.Wat de dierenartsen adviseren als er CAE bij je dieren wordt aangetoond: “Je hebt tijd. CAE ontwikkelt zich niet snel, en opnieuw testen binnen een halfjaar heeft dan ook geen zin. Blijf doen wat je deed en gebruik die eerste tijd om te accepteren dat er CAE is. Realiseer je ook dat er voorlopig mee te leven valt. Testen kun je inzetten om verder uit te zoeken welke dieren het hebben. Zijn het bijvoorbeeld de eerste- of derdejaars? Met die kennis kun je een plan maken, liefst samen met je dierenarts. Positieve dieren ruimen kan daar zeker deel van uitmaken, maar dat hoeft niet.”
Eén naald per dier
In groepsdiscussies adviseren geitenhouders het opstellen van een bedrijfsspecifiek protocol om hygiënisch en gestructureerd te werken. “Weeg daarin voor jezelf af wat er allemaal in moet staan, hoe ver je wilt gaan. Stel je ook een protocol op voor de loonwerker – mag die bijvoorbeeld niet rechtstreeks van een ander geitenbedrijf naar het jouwe rijden, moet de klauwbekapper de laarzen, overall, handschoenen en messen gebruiken die jij aanschaft of mag hij die zelf meenemen? Je krijgt niet alles waterdicht, maar zorg dat je de risico’s voor jouw bedrijf bewust afweegt”, was de conclusie van een van de groepen.De dierenartsen voegen daar nog aan toe om één naald per dier te gebruiken, bij wat voor behandeling ook. Dat is eigenlijk altijd het advies, maar op CAE-bedrijven is dit zeker raadzaam.Gijs-specialist Bakker adviseert een hoger vervangingspercentage: “Omdat de gezondheidsproblemen waar het dier hinder van heeft zich pas op latere leeftijd openbaren, is het advies om te zorgen voor veel opfok, en dus gemiddeld veel jonge dieren in de stal te hebben.” “Verjonging van het koppel is inderdaad de maatregel die de waarde in de tankmelkmonitoring kan laten dalen”, zegt Peterson.
Testen of niet?
Om de mate van voorkomen van CAE in te schatten en daarop een plan van aanpak te baseren, is testen een optie. Peterson adviseert: “Start bij een tankmelkmonster, gevolgd door een potmelkmonster. Daarna eventueel verder inzoomen middels gepoolde monsters om, indien gewenst, melk of bloed van individuele dieren te testen.” Geitenhouders en dierenartsen merken beide op dat een eerlijke steekproef wel van belang is, onder de juiste groepen dieren.Bij een groter percentage besmette dieren maak je misschien de keuze om niet uitgebreid te testen, maar richt je je op management: rust, reinheid, regelmaat. Zo heeft ook geitenhouder Van Dijk na de eerste ontdekking dat er 75 procent van de bloedmonsters positief was, niet meer getest, maar vooral ingezet op het scheiden van jonge en oude dieren.
Verschillende uitingsvormen
Arthritis
“Op Nederlandse melkgeitenbedrijven zien we dat geiten meestal deze vorm ontwikkelen”, vertelt Karianne Peterson van Royal GD. “Echter, vaak is zo’n geit om haar lage productie al afgevoerd en dat gebeurt meestal voordat de gewrichtsontstekingen zich openbaren.” Soms worden wel dikke knieën waargenomen. Een aanwezige geitenhoudsters geeft aan dat zij die ook wel ziet bij haar geiten. “Dat is gewrichtsvloeistof”, zegt Peterson, “er zit geen pus in. De knieën worden er alleen stijf van, maar een geit heeft hier aanvankelijk geen pijn aan want er is geen sprake van koorts of pus. Pas later, als het kraakbeen door de enorme druk van de gewrichtsvloeistof kapot gaat, krijgt de geit pijn en ook gaat ze kreupelen. Ze staat dan niet graag op en zal minder eten.” Overigens kunnen ook andere gewrichten aangetast worden bij deze vorm van CAE.
Encefalitis, neurologische vorm
Deze vorm komt met name voor bij jonge geiten, tussen twee en zes maanden oud. “Een mogelijk beeld is dat ze met hun hoofd maar blijven duwen tegen bijvoorbeeld een paal of hek. We zien het meest dat ze een achterpootje niet goed neerzetten, wat uiteindelijk naar het andere achterpootje overslaat tot ze uiteindelijk ook aan de voorpootjes verlamd raken. Geiten die deze vorm krijgen, kunnen binnen één tot twee weken van niks naar volledig verlamd gaan.” Volgens Peterson wordt deze vorm van CAE zelden herkend.
Uiervorm
Is een uier geïnfecteerd met CAE dan ontstaat er geen roodheid, pijn of afwijkende melk. Een geit zal deze uierontsteking dus niet laten zien. Maar er ontstaat wel een hevige afweerreactie waardoor er littekenweefsel achterblijft. “Daar heeft de geit geen last van, maar in dat deel van de uier maakt ze geen melk meer.” Als de uier goed leeg is kun je wel de bulten waarnemen op de plekken waar dat littekenweefsel zit. “Ook zo’n geit is meestal al voortijdig afgevoerd om haar lage productie.”
Longvorm
Deze vorm lijkt weinig voor te komen. Volgens Peterson is dat omdat de longen van volwassen Nederlandse melkgeiten niet al te veel worden uitgedaagd. Ze hoeven bijvoorbeeld niet vele kilometers op een dag te lopen. Deze vorm is een ontsteking van het spierweefsel rondom de longen waardoor littekenweefsel ontstaat. De longen worden daardoor stug en vergroot.
Slijters
Dit is een combinatie van alle hierboven genoemde vormen. Deze geiten hebben wel eetlust en blijven dus eten, maar vermageren toch. Ze hebben op veel plaatsen littekenweefsel en doen het in het algemeen niet goed.
Zo gelijkmatig mogelijk
Op het Gijs Geitencollege ‘De impact van CAE’ werd het duidelijk dat de aanpak van CAE maatwerk is, maar dat managementmaatregelen en stress verminderen op alle bedrijven zullen bijdragen aan het verminderen van de gevolgen van de ziekte. Alles zo gelijkmatig mogelijk houden is voor alle geiten, geitenhouders en hun bedrijven altijd goed, want dieren die het goed hebben, hebben een betere weerstand.
Vervelend virus
CAE is een enorm vervelend virus. Dit is waarom:
- Het is een chronische infectie met een langzaam verloop.
- Het is niet te genezen, er zijn geen medicijnen of vaccin voor.
- Het is besmettelijk.
- Het virus verstopt zich voor het afweerapparaat.
Het CAE-virus integreert in het DNA van een lichaamseigen witte bloedcel van de geit, de monocyt. Hierdoor wordt het niet herkend door het afweerapparaat. Pas als de monocyt in actie komt om een ziekte te bestrijden, komt het CAE-virus vrij en zal veelal op de plek waar het zich dan bevindt schade aanrichten.
CAE-dag
Voer- en adviesorganisatie Gelre IJsselstreek organiseerde de CAE-dag onder de noemer Geitencollege. Jan van der Zee van Gijs vertelt dat de dag in eerste instantie uit een stukje frustratie is ontstaan. “Op themadagen zag ik vaak dezelfde gezichten. Dus ik ben naar een aantal klanten en ook niet-klanten gereden en heb gevraagd hoe ik hen naar een bijeenkomst zou kunnen krijgen. Na enig doorvragen bleek dat een aantal van hen de behoefte had om CAE onderling met geitenhouders te bespreken.” Later ontstond het idee om een CAE-dag voor geitenhouders te combineren met de jaarlijkse veeartsendag die Gijs organiseert, en zowel geitenhouders als dierenartsen uit te nodigen voor dit Geitencollege.Het was een geslaagde dag, vond Van der Zee. “Ik heb veel andere gezichten gezien, er was openheid op de dag en de inhoud deed ertoe.”