Lammeren | Magazine | Premium

Biest is meer dan alleen bron van antilichamen

Na de geboorte moet een lam in een ‘vijandige omgeving’ zelfstandig gaan functioneren. Dit vraagt om enorme aanpassingen van het lichaam waarbij elke ondersteuning welkom is. Een belangrijk deel van deze ondersteuning komt van duizenden bioactieve stoffen in de biest. Biest is daarmee zoveel meer dan alleen een bron van antilichamen.

Aan het eind van de dracht krijgt een lam het zwaarder in de baarmoeder. Er is ruimtegebrek en de behoefte aan voedingsstoffen neemt met het groter worden toe. Onder invloed van deze kraptes maakt het lam stresshormoon aan, wat helpt bij het in gang zetten van de geboorte. Het stresshormoon stimuleert ook de afrijping van de longen, zodat deze na de geboorte kunnen ontplooien. Doordat de borstkas van het lam bij de uitdrijving wordt samengedrukt, wordt een groot deel van het vocht in de longen weggeduwd. Verder valt de hormonale blokkade van de geit weg en is de omgeving koud, licht en vol geluid. Dit alles zorgt ervoor dat de ademhaling op gang komt.

Het is noodzakelijk dat een lam een eerste portie biest krijgt binnen zes uur na de geboorte.

Aaneenschakeling van reacties

De eerste ademhaling zet een opeenvolging aan reacties in gang. Door de drukverandering in de longen treden veranderingen in de bloedsomloop op. Zo waren tot de geboorte de grote en kleine bloedsomloop nauwelijks gescheiden. Het scheiden begint direct na de eerste ademhaling met het sluiten van de opening tussen beide harthelften. Andere aanpassingen in de buurt van het hart kosten dagen. Pas na enkele maanden is de circulatie volledig aangepast aan het leven als zelfstandig lam.

Naast aanpassingen in de circulatie moet ook de samenstelling van het bloed veranderen. Het bloed in de placenta bevatte minder zuurstof dan uit de lucht te halen is, en de rode bloedcellen van het ongeboren lam waren daarop aangepast. Dit komt ook na de geboorte nog goed van pas omdat de gasuitwisseling en ademhaling bij een pasgeboren lam nog moeizaam gaan. De zuurstofopname en het ontplooien van de longen verbeteren gedurende de eerste tien dagen en ook de ademhalingsspieren kunnen hun taak steeds beter aan. Intussen begint de vervanging van rode bloedcellen direct vanaf de geboorte. De foetale rode bloedcellen worden in de lever afgebroken.

Een andere functie van de lever is het vrijmaken van energie uit de opgeslagen koolhydraten om op temperatuur te blijven. Door de natte vacht en het nog niet goed dicht kunnen knijpen van de bloedvaten in de huid, verliest een lam veel warmte aan de omgeving. Pas na ongeveer vijftien uur is een lam in staat de eigen temperatuur te reguleren. Om deze periode te overbruggen heeft de lever een kleine voorraad glycogeen meegekregen die in warmte kan worden omgezet.

Dit is echter slechts genoeg voor een uur of drie. Daarna is het lam afhankelijk van bruin vetweefsel tot het moment dat de eerste voedingsstoffen verwerkt worden. Bruin vetweefsel is enkel aanwezig bij een gezond voldragen lam en kan makkelijk omgezet worden in warmte. Het vrijmaken van energie is echter nog lastig voor een vers lam, en dus komen er bij dat proces veel afvalstoffen vrij. Deze stoffen, waaronder koolstofdioxideverbindingen, verlagen de pH waardoor het lam verzuurt. Daarnaast ontstaan er stoffen die cellen kunnen beschadigen. Stabilisatie van de pH en het wegwerken van de schadelijke stoffen gebeurt deels via de ademhaling. Afhankelijk van hoe makkelijk een lam geboren is, duurt dit zo’n drie dagen.

Met een RID-plaat kan, door de verschillen in diameter, worden bepaald of de IgG-waarde in het onderzochte monster goed is. Dit onderzoek kan zowel op bloed als biest worden uitgevoerd. Foto: Merefelt

Levenselixer

Ook potentiële ziekteverwekkers moeten tijdig gestopt worden – dat is een taak voor het immuunapparaat. Bij de geboorte heeft het lam een ongetraind en beperkt functionerend immuunapparaat dat vooral in de aansturing en regulatie nog hulp kan gebruiken.

Verder moet het maag-darmstelsel na de geboorte op gang komen. Voor de geboorte werden voedingsstoffen voor een groot deel kant-en-klaar door de geit aangeleverd en was de doorbloeding in het maag-darmstelsel minimaal. Nu het lam voor voedingsstoffen volledig afhankelijk is geworden van het maag-darmstelsel moet dit in snel tempo groeien en afrijpen. Hiervoor moeten er cellen vermeerderen en van functie veranderen – bijvoorbeeld om de afgifte van verteringssappen en enzymen mogelijk te maken. Daarnaast moeten de juiste bacteriën een thuis krijgen, de hele vertering en de verdediging tegen gevaren op orde gebracht worden en de dikke slijmerige eerste ontlasting worden uitgedreven.

De overlevingskansen van een lam worden bepaald door een succesvol verloop van al deze processen. En dit is slechts een fractie van de processen die plaats moeten vinden. Gelukkig hoeft een lam dit niet zonder hulp te doen. Ter ondersteuning heeft de geit de laatste periode van de dracht biest gemaakt om het lam op alle vlakken te ondersteunen. Naast een goede verstrekking van dit levenselixer kunnen met managementmaatregelen de omstandigheden voor het lam worden geoptimaliseerd om haar overlevingskansen te vergroten.

Vet en eiwit in biest

Biest bevat naast de broodnodige voedingsstoffen duizenden stoffen die de overgang naar zelfstandig functionerend lam mogelijk maken.

Een eerste opgave waarbij biest een cruciale rol speelt is het tegengaan van de dreigende onderkoeling. Hiervoor is biest zeer rijk aan vetten en bij de afbraak daarvan komt veel energie vrij. De vetvertering kost echter wat tijd, die overbrugd wordt door de aanwezigheid van makkelijker te verteren lactose. Het vet is niet alleen een belangrijke bron van energie maar ook van vitamines. Zo bevat het vitamine K dat de bloedstolling mogelijk maakt en vitamine A en E die het immuunsysteem ondersteunen en belangrijk zijn voor het wegvangen van de gevaarlijke stoffen die vrijkomen bij de afbraak van voedingsstoffen. De schade die deze stoffen aan celmembranen toebrengen, kan enkel door vetcomponenten worden verholpen. Ook bij het opnemen van grote moleculen zoals antilichamen spelen vetten een rol.

De antilichamen maken deel uit van de oplosbare eiwitfractie van biest. Andere eiwitten functioneren als transporteiwit en ondersteunen de opname van onder andere vetten, vitamines, mineralen en hormonen. Om opname te garanderen, is er tijd nodig. De caseïne-eiwitfractie zorgt voor klontvorming, die de doorstroom vertraagt.

Ook micro-elementen nodig

Naast de macro-elementen vet, eiwit en koolhydraten, heeft een lam tal allerlei micro-elementen nodig om te kunnen functioneren, zoals vitamines en mineralen. Beide ondersteunen onder andere het immuunapparaat en de ontwikkeling van cellen.

Ook worden er levende cellen door­gegeven in de biest. Deze bestaan globaal uit twee groepen: cellen van de geit en cellen van het microbioom. De geiteigen cellen hebben geholpen de kwaliteit van de biest in de uier op peil te houden en ondersteunen nu het immuunapparaat van het lam. Zowel het aangeboren als het verkregen immuunsysteem van het lam wordt aangestuurd en opgeleid door deze cellen.

Het microbioom speelt een essentiële rol in zowel de verdediging als de vertering. In de geit verplaatsen deze cellen naar de uier en worden vervolgens meegegeven aan het lam. Niet alleen kunnen ze zo meteen hun rol innemen bij de verdediging en vertering, ook leert het immuunsysteem van het lam zo welke microbiële cellen nodig zijn voor verdere ontwikkeling. Het leert als het ware vriend van vijand onderscheiden. Een bijkomend voordeel van de bevriende bacteriën is dat zij hun plaats niet graag afstaan en daartoe bacterieremmende stoffen afgeven die ziekteverwekkers onderdrukken.

Andere onmisbare stoffen voor de ontwikkeling van het maag-darmstelsel zijn hormonen en groeifactoren. Biest bevat meer dan vijftig groeifactoren die elk een ander stukje helpen ontwikkelen. Een optimale benutting van deze factoren is tijdgebonden – als de eerste biest niet binnen zes uur is opgenomen, is er al een verschil aantoonbaar in volume en oppervlak van het maag-darmstelsel. Ook de ontwikkeling van de uier, het hormoonstelsel en het geslachtsapparaat staat onder invloed van de in de biest aanwezige hormonen en groeifactoren. Het niet tijdig en voldoende opnemen hiervan heeft een levenslang effect op de vertering, vruchtbaarheid en productie van een geit.

Precair evenwicht

Alle orgaansystemen worden op hun eigen manier aangestuurd en ondersteund bij hun ontwikkeling. Naast de vertering en ontwikkeling is alles erop gericht het afweersysteem van het lam optimaal te ondersteunen omdat haar levensverwachting afhankelijk is van het goed en tijdig bestrijden van gevaren zoals ziekteverwekkers die altijd aanwezig zijn.

De kennis over al deze specifieke functies neemt nog steeds toe. Bij geiten gebruiken we niet enkel geitenbiest, hoewel dat om velerlei redenen echt de beste keus kan zijn. Een koe maakt immers geen biest voor een lam – en runderbiest beschermt niet tegen ecthyma en maar zeer beperkt tegen clostridia. In hoeverre alle bioactieve stoffen uit runderbiest tot hun recht komen bij een lam, moet nog nader worden onderzocht. Voor zover nu bekend is, blijft gelukkig een belangrijk deel van het ondersteunende vermogen in tact.

Kwaliteit van biest

De manier van winnen, bewaren en verwerken van biest beïnvloedt het functioneren van de verschillende biestcomponenten. Daarnaast zijn er verschillende factoren van het moederdier van invloed zoals ras, voeding, droogstand en pariteit. Jonge dieren hebben vaak minder en een mindere variatie aan antilichamen. Zeker als lammeren extern worden opgefokt zijn ze vaak niet in aanraking geweest met alle bedrijfsspecifieke kiemen. Het invoegen van dragende lammeren in de laatste periode van de dracht op een locatie met melkgevende geiten heeft eveneens een nadelig effect omdat de dragende dieren zelf nog hun immuniteit moeten aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. Bij oudere hoogproductieve dieren treedt er makkelijker verdunning van biestcomponenten op door een hoge melkdruk.

Het beste is om biest zo snel mogelijk na het aflammeren uit te melken, omdat de kwaliteit direct terugloopt doordat de geit melk gaat produceren. De eerste dagen na het aflammeren wordt er in de uier transitiemelk geproduceerd; deze overgangsfase duurt tot ongeveer drie dagen. Daarna wisselt de melk gedurende de lactatie wel van samenstelling maar bevat veel minder bioactieve stoffen.

Eenmaal gewonnen is het belangrijk dat de biest zo snel mogelijk wordt toegediend of gekoeld naar 4 graden Celsius. Op die temperatuur is de biest ongeveer twee dagen houdbaar. Het is wel van belang dat het kiemgetal laag is. Bij een hoog kiemgetal binden antilichamen aan de kiemen in de melk en zijn ze voor het lam niet meer beschikbaar.

Het invriezen van biest is voor meerdere bioactieve stoffen nadelig, onder meer doordat de hiervoor in de biest aanwezige cellen afsterven. Ook opwarmen heeft gevolgen. Bij het opwarmen van ingevroren biest ontdooien niet alle componenten gelijktijdig, daarom is het van belang pas biest te verstrekken als de totale hoeveelheid biest is ontdooid. Het warmen op zichzelf is gebonden aan duidelijke temperatuurgrenzen en een maximum in tijd. Boven de 56 graden Celsius ontstaat er makkelijk schade aan de aanwezige cellen en eiwitten.

Verder is het goed te bedenken dat kunstbiest niet alleen gemaakt is van runderbiest maar ook bijna altijd wordt ontvet, waarmee ook de gunstige werking van het vet verloren gaat: als energiebron voor thermoregulatie, bron van vitamines, ondersteuning voor zowel de opname van antilichamen als de integriteit van de cellen.

Door de natte vacht verliest een lam veel warmte.

In de praktijk

Al jaren geldt voor biest: veel, vlug en vaak. Dat berust van oudsher op het optimaal overdragen van antilichamen. Deze uitspraak doet nog steeds recht aan het belang van biest, zij het dat we nu weten dat er veel meer van belang is dan enkel die antilichamen.

Om de optimale ondersteuning van het lam te realiseren moet biest vooral vroeg gewonnen worden en op een juiste manier bewaard. Daarnaast is het van belang dat het lam snel biest krijgt: een eerste portie binnen zes uur is echt noodzakelijk. Door het vaker te geven, veel biest in het lam krijgen is ook een goed idee – het enkele dagen verstrekken van biest of transitiemelk komt de ontwikkeling van een lam altijd ten goede op zowel de korte als de lange termijn.

Bij het gebruik van geitenbiest is het van belang dat de kwaliteit gecontroleerd goed is: kiemgetal laag en een brix van 24. Opwaarderen door het toevoegen van kunstbiest bij een lagere brixwaarde is echt aanbevolen. Voor kunstbiest geldt eveneens dat tijdig voldoende goede kwaliteit verstrekt moet worden. Ook het langer verstrekken is mogelijk waarbij of tweede of derde biest wordt verstrekt of een deel van de melkpoeder vervangen wordt door biestpoeder.

Een goed begin

Dat er in veel gevallen concessies gedaan moeten worden bij de winning, verwerking of het soort biest, is een gegeven in de geitenhouderij en in andere veehouderijsectoren en zelfs bij mensen. Extra aandacht voor een goede biestgift loont altijd. Een goed begin blijft het halve werk.

Tekst: Shaula Bouwman, Capravetgroup

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Geitenhouderij
Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Redactie
...
Meer over:
Lammeren
Deel dit bericht: WhatsApp Facebook

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief